Artikelen - Godsdienst & Filosofie

Schepping en evolutie na veertig jaar - Peter van 't Riet - 2005

Ik was een jaar of zeventien (veertig jaar geleden), toen ik met mijn vader enkele bijeenkomsten bijwoonde van de mannenvereniging in het dorp waar wij woonden. Hervormde en gereformeerde kringen werden in die tijd heftig in beroering gebracht door het debat over schepping en evolutie. Sprekers als prof. Lever van de VU en Nico Bouhuijs (mede-auteur van Dichter bij Genesis) werden stevig aan de tand gevoeld over het glijdend vlak waarop wij ons bevonden als we de letterlijke interpretatie van het scheppingsverhaal in twijfel trokken. Wie kon toen bedenken dat veertig jaar later een vergelijkbare discussie nogmaals zou losbarsten in Nederland, maar nu ver buiten de kring van de toenmalige protestants-christelijke zuil. Er is dus wel iets veranderd aan het debat.

In de eerste plaats speelt het debat zich nu af in een veel bredere kring bestaande uit wetenschappers van verschillende richtingen, gelovigen uit diverse godsdienstige kringen en zelfs politici van allerlei snit. In de tweede plaats speelt het creationisme (schepping volgens de letterlijke interpretatie van het Genesisverhaal) geen rol van betekenis meer in het debat. Hoogstens is het nog een schrikbeeld op de achtergrond dat evolutionisten kopschuw maakt voor een werkelijk debat over de theorie van het intelligent ontwerp. In de derde plaats betreft het debat niet louter de tegenstelling tussen schepping en evolutie, maar worden er ook zaken bijgehaald als het voortgezet onderwijs en de rol van de overheid. Het onderwerp is dus sinds veertig jaar behoorlijk geseculariseerd.

Wie de bijdragen aan het debat volgt (artikelen in dagbladen, bijdragen op internet, tv-uitzendingen zoals NCRV's Rondom Tien), ziet al snel dat er drie debatten door elkaar heen lopen. Het eerste is een wetenschappelijk debat: is de wetenschap de verzameling van huidige wetenschappelijke inzichten (evolutie is nu eenmaal de "stand van de wetenschap"), of is het een dynamisch proces waarin ook met dissidente inzichten (zoals het intelligent ontwerp) rekening moet worden gehouden. Het tweede debat gaat over de vraag wat in het voortgezet onderwijs onderwezen moet worden: alleen de huidige stand van de wetenschap of ook afwijkende opvattingen. Het derde debat gaat over de rol die de overheid en de politiek mogen spelen bij het aanmoedigen van wetenschappelijke debatten en het promoten van bepaalde onderwijsinhouden. Over elk van deze drie subdebatten maak ik enkele opmerken.

Wat verwachten we van een wetenschappelijk debat?
Wetenschappelijke arbeid is erop gericht over de werkelijkheid betrouwbare kennis te verwerven. Wetenschappers hechten er niet alleen aan gelijk te hebben, maar het ook te krijgen. Wetenschap kost de maatschappij bovendien geld en geld is schaars, ook voor wetenschappelijk onderzoek. Om die twee redenen is het voor wetenschappers van belang opvattingen, meningen en wetenschappelijke inzichten die niet stroken met de hunne, te weren uit het wetenschappelijke en publieke debat. Dergelijk opvattingen en dissidente inzichten kunnen immers hun gelijk aantasten en zij dingen bovendien mee om de schaarse middelen voor wetenschappelijk onderzoek. Tegenover dit korte termijn belang om nieuwe inzichten te weren, staat een veel zwaarder wegend lange termijn belang om nieuwe inzichten en paradigma's juist wel in het wetenschappelijk debat te betrekken. Dat belang is de ontwikkeling van de wetenschap zelf. Geen enkele wetenschap is er uiteindelijk mee gediend dat zij zichzelf de censuur van het bestaande oplegt. Als dat in het verleden met succes gedaan was, dan had Einstein zijn relativiteitstheorie in de prullenmand kunnen gooien. Of de idee van het intelligente ontwerp het uiteindelijk wel of niet redt in de biologie, doet niet zoveel terzake. Als wetenschappers ermee komen dient het serieus verdedigd en/of bestreden te worden. Als alleen de evolutietheorie besproken en verdedigd mag worden, dan verwordt de biologie tot een blinde wetenschap.

Wat onderwijzen we de jeugd?
Het tweede debat betreft de vraag of in het onderwijs (in dit geval het biologieonderwijs) alleen de evolutieleer behandeld mag worden, of dat ook andere standpunten aan de orde kunnen komen. Het achterliggende probleem is, welk beeld van de wetenschap we leerlingen in het voortgezet onderwijs willen meegeven. Laten we ze alleen kennis nemen van de zogenaamde "stand van de wetenschap" (een statisch beeld), of willen we ze besef bijbrengen dat de wetenschap een dynamisch proces is, waarin de kennis over de werkelijkheid uiteindelijk totstandkomt door spraak en tegenspraak van onderzoekers. Natuurlijk is het van belang leerlingen de huidige stand van de wetenschap te onderwijzen, maar wat mij betreft maken we de leerlingen ook zo vroeg mogelijk duidelijk dat nieuwe, afwijkende ideeën nodig zijn om de wetenschap verder te helpen. Discussie is het hart van elke wetenschap. Wetenschap zonder tegenspraak is een dode wetenschap. Wetenschappers die zich aan de discussie over hun wetenschappelijke inzichten onttrekken door hun tegenstanders te kleineren als onwetenschappelijk, hebben vroeger waarschijnlijk alleen maar "stand-van-zaken"-onderwijs gevolgd.

Hoe verhoudt de politiek zich tot wetenschap en onderwijs?
Het derde debat betreft de vraag of politici als zij overheidsdienaar zijn geworden (minister  bijvoorbeeld) initiatieven mogen nemen om bepaalde onderwerpen te introduceren in het wetenschappelijke debat of in het onderwijs. Bij mijn weten doen politici (of zij nu kamerlid of minister zijn) dat al eeuwenlang en wel op elk terrein van de wetenschap, of het nu om mens-, maatschappij- of natuurwetenschappen gaat. Ook hebben zij in het algemeen een stevige invloed (zo niet direct dan toch indirect) op de wijze waarop overheidsgeld voor wetenschappelijk onderzoek wordt uitgetrokken en besteed. De inhoud van het onderwijs is al helemaal onderhevig aan sterke schommelingen in de politieke voorkeuren (de middenschool, het studiehuis, hele vakken als techniek, verzorging, etc.). Het is dus niet in te zien waarom een minister van onderwijs en wetenschappen het wetenschappelijk debat en het voortgezet onderwijs over het ontstaan van dierlijk en menselijk leven niet zou mogen beïnvloeden, zolang zij geen enkele theorie en geen enkel paradigma voor benadering non grata verklaart. Dit laat onverlet dat haar motief (jongeren van verschillende godsdiensten bij elkaar te brengen) mijns inziens geen hout snijdt. Dat probleem behoort immers in het godsdienstonderwijs aangepakt te worden en niet in het biologieonderwijs.

Mijn conclusie is dat het debat over dit onderwerp erbij gebaat is de drie debatlijnen duidelijk uit elkaar te halen, zodat er drie zelfstandige debatten gevoerd kunnen worden.

Artikel n.a.v. de discussie in de Nederlandse media mei/juni 2005 die op gang kwam na uitlatingen van CDA-minister Maria van der Hoeven van Onderwijs. Gepubliceerd op deze website.
This is the website of Peter van 't Riet