Vraag&Antwoord

Begeerte en zonde (1) - Peter van 't Riet - 2015
Jezus verklaart het begeren van een andere vrouw tot echtbreuk in het hart, maar klopt dat wel met het begrip zonde in de Tora?

Vraag : Zonde is in het joodse geloof een daadwerkelijke overtreding, iets wat je doet en dus iets wat observeerbaar is. Nu zegt Jezus bijvoorbeeld dat wanneer iemand een vrouw aanziet en begeert, zonder dat er iets daadwerkelijks gebeurt, hij in overtreding is. Hoe rijm ik dat met de idee van ‘daad’ uit de Tora, waarvan de consequentie immers is dat “een zonde denken” in feite geen zonde is.

Antwoord : Je vraag refereert aan de tekst in Matteüs 5:27-28 waar staat: “Jullie hebben gehoord, dat er gezegd is: Je zult niet echtbreken. Maar Ik zeg jullie: Een ieder, die een [gehuwde] vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.” Deze woorden zijn een commentaar op Exodus 20:13-14 waar o.a. staat: “Je zult niet echtbreken, je zult niet begeren de vrouw die van je naaste is.” De teksten zijn gesteld vanuit het perspectief van de man, omdat hij in de Oudheid nu eenmaal gold als het maatschappelijk hoofd van de familie. In het jodendom bestaat daarnaast de overweging dat de man nu eenmaal meer Tora-aanwijzing nodig heeft dan de vrouw, omdat zijn kwade neiging van nature sterker is dan de hare (we zien dat vandaag nog steeds in de criminaliteitscijfers). In onze geëmancipeerde wereld kunnen we de teksten echter ook vanuit het vrouwelijk perspectief interpreteren. Voor het taalkundig gemak, houd ik het originele mannelijke perspectief maar even aan.

We moeten nu om te beginnen bedenken dat het Hebreeuwse woord ‘begeren’ (chameed) niet alleen een emotie aanduidt, maar ook ‘actief streven naar’ betekent. ‘Begeren’ is in de Tora het verrichten van handelingen om het begeerde in bezit te krijgen. Zo komt het werkwoord ook voor in Jozua 7:21 waar Achan zegt: “Ik zag bij de buit een mantel van Sinear, een mooi stuk, en tweehonderd sikkelen zilver en een staaf goud van vijftig sikkelen gewicht, en uit begeerte ernaar heb ik ze weggenomen.” Het Bijbelverhaal bij uitstek waaruit blijkt hoe fout het kan gaan als iemand een [gehuwde] vrouw begeert, is het verhaal van David en Batseba (2 Samuël 11). In Exodus 20 kun je dus beter vertalen met: “Je zult niet streven naar de vrouw van je naaste,” of: “Je zult niet pogen de vrouw van je naaste in bezit te krijgen.” Dat wil zeggen: vermijd het verlangen en de daaruit voortkomende handelingen, want dat zijn de eerste stappen in de richting van echtbreuk.

In die zin kun je dus ook de nogal radicale uitspraak van Jezus lezen: "Een ieder, die naar een [gehuwde] vrouw kijkt om haar in bezit te krijgen, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd." Jezus bevestigt hier niet alleen het Tora-voorschrift, maar leert zijn volgelingen dat zelfs de lichtste vorm van aan dat verlangen toegeven, te weten ‘kijken naar’, al onder het Tora-verbod valt. We hebben hier te doen met een voorbeeld van wat de rabbijnen noemen: “Zet een haag om de Tora”, dat wil zeggen houd een bepaalde “gedragsafstand” aan tot gedrag dat door de Tora wordt verboden. In feite is Exodus 20:14 (“Niet begeren/streven naar de vrouw van je naaste”) al een haag om Exodus 20:13 (“Niet echtbreken”). Wat Jezus doet is – wat ook rabbijnen vaak doen – nog eens een “haag om de haag” zetten. Omdat het pogen om de vrouw van de naaste in bezit te krijgen al begint met naar haar te kijken, moet zelfs dat vermeden worden. In sommige hedendaagse, zeer orthodox-joodse kringen gaat men nog een stapje verder en vindt men dat een man naar geen enkele vrouw moet kijken die hij niet kent. Dat tamelijk extreme standpunt lees ik niet in Jezus’ uitspraak. Je kunt de “haag” ook te dik maken en sommige rabbijnen waarschuwen daar voor.

Hoe verhoudt zich nu het begrip ‘zonde’ tot gevoel en daad? Terecht merk je op dat zonde in het Bijbels-joodse denken een daad is die in beginsel te observeren valt (in beginsel, dus ook als die in het geheim wordt gedaan). Louter gedachten en emoties vallen niet onder het zondebegrip. Dat sluit niet uit dat het streven naar edele gedachten en gevoelens een goede zaak is. Je moet immers in de gaten houden dat gedachten en gevoelens niet los staan van gedrag. Kwade gedachten kunnen gemakkelijk tot kwade handelingen leiden. Maar het niet toegeven daaraan is op zich al een verdienste. Opperrabbijn Jacobs zei onlangs op tv, dat als je iets kwaads in de zin hebt, het een verdienste is als je die gedachten niet tot uitvoering brengt. Heb je daarentegen niets kwaads in de zin, dan is het ook geen verdienste om niets kwaads te doen. Het gaat tenslotte toch om de handeling die je verricht of die je nalaat.

Heel concreet kun je vandaag - in aansluiting bij Jezus en bij de Tora - zeggen dat verliefd worden op een gehuwde man of vrouw, of op een andere man of vrouw dan je eigen huwelijkspartner op zich geen zonde is. Het kan onder bepaalde omstandigheden zelfs een heel natuurlijke emotionele reactie zijn. Waar het om gaat is hoe je met dergelijke gevoelens omgaat: Geef je eraan toe en “maak je er werk van”, of vermijd je het contact met de betrokkene en probeer je actief je huwelijk/relatie goed te houden. Alleen als dat laatste ondanks vele pogingen niet lukt, biedt de Tora de mogelijkheid van een echtscheiding. Maar daarover gaat de uitspraak van Jezus waarmee we begonnen, al niet meer.


This is the website of Peter van 't Riet