Boekbespreking

Boekbespreking Lukas de Jood - J.T. Nielsen - 1986
Ned. Theologisch Tijdschrift jrg. 40 nr. 3, 1986

Een boeiend en intrigerend boekje! De twee schrijvers zijn erin geslaagd een knappe studie te schrijven over het Evangelie naar Lucas en de Handelingen der Apostelen. De betoogtrant is zeer consistent, de nodige voetnoten laten zien dat er degelijk werk is geleverd.

Lucas was niet de Griek waarvoor men hem houdt, maar een Jood. Voor beide schrijvers is dat zonder meer een feit zó sterk dat deel 1 van hun boek 'Lukas, de Jood' heet en deel 2 ' ... die schreef voor een Joods publiek', daarbij gaat het dan over de Handelingen der Apostelen. Het is onwaarschijnlijk dat de Lucas van het Evangelie dezelfde is geweest als Lucas de arts die Paulus begeleidde. De schrijver van het Evangelie van Lucas is een Grieks sprekende en -schrijvende Jood geweest, die veel semitismen gebruikt, maar hij was ook goed op de hoogte met het meer literaire Grieks van zijn heidense omgeving. Zijn belangstelling voor medische zaken valt goed te verklaren tegen de achtergrond van Jodendom en Tenach en de herkomst van Lukas moet gezocht worden in of bij het Macedonische Filippi.

De sleutel voor de exegese ligt volgens de schrijvers in het midrasj-karakter van de evangeliën. Midrasj is bij hen 'geen verslag van historische gebeurtenissen, maar verhalen om het publiek (dat woord past hier ten enenmale niet! JTN) te onderrichten over de vraag, hoe te kijken naar en te leven in de eigen tijd (curs. auteurs, p. 43)'. Maar doet de 'historie' juist bij Lucas dan helemaal niet ter zake? En: zijn de verschillende christologische titels die Lucas gebruikt, uitsluitend van 'na-Pasen'?

In het hoofdstuk 'Onder ons' betogen de auteurs dat Luc. 1:1-4 en speciaal vs. 3 de betekenis heeft 'onder ons, Joden'. De hoogedele Teofilus zou de archon, het hoofd van een Joodse Gemeente in de diaspora hebben kunnen zijn, bijv. in Antiochië, Efeze of Rome (p. 71). Voor H. Mulder is Teofilus 'de godvrezende magistraat behorende tot de romeinse élite'. Volgens de beide schrijvers gaan bij Lucas geografie en exegese en geografie en compositie hand in hand en ook dat moet worden opgevat als midrasj (p. 81). Over de apografè in Luc. 2:2 heb ik in mijn commentaar een andere interpretatie gegeven: 'inschrijving', terwijl de inning de laatste etappe van de census heeft betekend. Veel onnodige problemen zouden met deze oplossing uit de weg zijn geruimd maar de schrijvers reppen er met geen woord over (p. 174). Hoewel het anti-zelotische aspect mij wel aanspreekt, acht ik het niet juist Luc. 23: 14 weer te geven met 'iemand die het volk aanzet tot opstand'. Dat niet het hele Joodse volk schuldig staat aan de dood van Jezus noch bij Lucas noch in één van de andere evangeliën, wordt hier gelukkig nadrukkelijk gezegd.

Het slothoofdstuk 'Om de hoop van Israël' met als ondertitel 'Israël en de volken' beschrijft de consequentie van Lucas' anti-zelotische polemiek, n.l. de geweldloze messiaanse weg die Jezus predikte en deze op 3 punten getoetst bij de exegese van de Handelingen. Dit boek is een oproep aan het diaspora-Jodendom de verlossing van Israël na te streven langs de door Jezus ingezette weg (p. 183). De heidenen moet men niet bestrijden, maar bekeren. Het Filippi-verhaal bespreekt daarom niet de relatie tussen Christenen en Romeinen, maar die tussen de Joden en de Romeinen. Paulus en Silas staan hier model voor het Jodendom. De kerker waarin zij gezet zijn, is niet anders dan het Romeinse Rijk. Haast typologisch gaat het Lucas om de verlossing van het Jodendom uit de kerker van het Romeinse Rijk. De Handelingen der Apostelen is op deze wijze de voortzetting van de anti-zelotische polemiek die Lucas in zijn Evangelie voert.

Nogmaals: een boeiend en intrigerend boek, dat mij echter op verschillende punten niet heeft kunnen overtuigen. Te snel gaan de schrijvers over op de interpretatie die bij hun visie past, zo bijv. in Luc. 1:46 - is het de lofzang van Maria of van Elisabeth (p. 50) en bij het edict van Claudius, dat voor de verdrijving van de Joden uit Rome wel degelijk het gekrakeel over Chrestos als oorzaak noemt. Het knelpunt is vooral de opvatting van het begrip midrasj. Kan men daarmee het karakter van de evangeliën en dus ook dat van het Evangelie van Lucas typeren? Was Jezus als Jood niet meer dan Jood en heeft Lucas dat niet in zijn Evangelie en in de Handelingen der Apostelen met de hem ten dienste staande woord-, stijl- en structuurmiddelen uitgedrukt?

Waarom staat aan het slot van het Voorwoord: Dit boek is een boek uit de Mokumse school? Geintje-keurmerk of sjibbolet?


This is the website of Peter van 't Riet