Vraag&Antwoord

Zegen en vloek (1) - Peter van 't Riet - 2007
Hoe moeten we de zegeningen en de vele vervloekingen in Deuteronomium 28 opvatten?

Vraag: Wat is de betekenis van Deuteronomium 28? Waarom al die vervloekingen, vier keer zoveel als de zegeningen? Dit hoofdstuk doet mij denken aan de verhalen over de ballingschap, vervolgingen, ja zelf de sjoa. Of vul ik het dan te letterlijk in? Hoe verhoudt zich dit gedeelte tot Micha 7:18-20?

Antwoord: Om de zegeningen en vervloekingen in Deuteronomium 28 te begrijpen is het goed eerst naar de voorafgaande perikoop te kijken (Deuteronomium 27:11-26). Ook daar is sprake van een serie vervloekingen gekoppeld aan concrete overtredingen. In het Hebreeuws begint elke zin met aroer, wat vertaald wordt met "vervloekt", maar ook "uitgestoten", "verstoten" kan betekenen. De rode draad door de opgesomde overtredingen is dat ze in het verborgene worden gedaan (zie bijv. de verzen 15 en 24). Voor al deze overtredingen geldt dat zij niet door een rechtbank berecht kunnen worden, omdat vaak het bewijs ervan ontbreekt of niet te leveren is. Zelfs het heimelijk verplaatsen van de grensstenen kan daar onder bepaalde omstandigheden onder vallen, zoals ik je uit ervaring kan vertellen (gelukkig hebben wij tegenwoordig een kadaster die het kan aantonen, maar dat was vroeger niet zo). De boodschap van Deuteronomium 27 luidt dus: hoewel mensen deze overtredingen vaak niet kunnen zien, God ziet alles en keurt het ten strengste af. Wie stiekem allerlei kwaad bedrijft, wordt uitgestoten (aroer) uit de gemeenschap met God. Deuteronomium 27:11-26 gaat dus over individuele, niet openbare, heimelijke overtredingen. Ook de kwaaddoener die niet publiekelijk veroordeeld wordt of kan worden, moet zich realiseren dat hij een probleem heeft met zijn verantwoording ten opzichte van de Eeuwige.

En dan komt Deuteronomium 28 daar nog eens achteraan. Die tekst gaat echter niet over individuele wel- of kwaaddoeners, maar over het volk in zijn geheel, zoals blijkt uit het laatste deel van vers 1, maar ook uit het laatste vers van het hele hoofdstuk (vers 68). Als het volk in zijn geheel, inclusief de instituties van de samenleving zoals de koning (vers 36), zich van de Eeuwige en zijn Tora afkeert, dan heeft Hij geen volk meer dat met Hem meewerkt om de mensheid en de wereld te verbeteren. Tora en geboden (mitswot) worden gezien als een positieve kracht voor de Israëlitische samenleving. Als die verwaarloosd worden, bederft die samenleving en wordt zij uiteindelijk zonder waarde voor Gods doel met de wereld. Dan kan dat volk net zo goed opgaan in de volkerenwereld. Of toch niet?

De tekst maakt duidelijk dat God dat niet zo maar laat gebeuren. God en Israël hadden immers op Sinai een afspraak (verbond) met elkaar gesloten? En afspraak is afspraak. Wie eenzijdig zijn afspraak verbreekt, moet niet verwachten dat de partner werkeloos toeziet. Omdat God niet onverschillig kan staan tegenover zijn volk, rest Hem in dat geval niets anders dan het te bestraffen. Maar altijd met oog op de terugkeer. Terecht verwijs je naar de slotverzen van Micha. Het Hebreeuwse werkwoord voor vervloeken dat in Deuteronomium gebruikt wordt, is overigens qalal, wat betekenissen heeft als "snel zijn", "vluchtig zijn", "gering achten". Het drukt uit dat het volk zijn waarde voor Gods zaak verliest.

Dat Deuteronomium 28 in het licht van Gods verbond met Israël moet worden gelezen, laat het vervolg zien, waar het gaat over de hernieuwde verbondssluiting in Moab (Deuteronomium 29 en 30). Daarbij is sprake van de "beslissende keuze". Wil Israël het volk van de Tora zijn, of wil het zijn als alle andere volken? We moeten ons realiseren dat in de Tora de verhouding tussen het handelen van God en het handelen van de mens anders wordt opgevat dan wij vanuit een meer heidens gezichtspunt gewend zijn. De mens is geen speelbal in de handen van de Eeuwige, nee, de Eeuwige is voor het realiseren van zijn scheppingsdoelen ook afhankelijk van de medewerking van de mensen en speciaal van zijn volk Israël. Daarom wordt dit spel zo hoog gespeeld in Deuteronomium 28.

Tot slot nog een opmerking naar aanleiding van de associatie met de Sjoa, de Holocaust (de vernietiging van 6 miljoen joden in de Duitse concentratiekampen). Die kan men onmogelijk beschouwen als een vervulling van Deuteronomium 28, omdat de zaken dan in logisch opzicht worden omgedraaid. Deuteronomium 28 zegt: als Israël de Tora verlaat, dan zal het allerlei rampen over zich heen krijgen. Maar een als-dan-uitspraak mag niet zomaar worden omgekeerd. Er staat niet: als Israël rampen over zich heen krijgt, dan komt dat omdat zij de Tora verlaten hebben. Het boek Job laat ons het tegendeel zien: ook de rechtvaardigen ontkomen niet altijd aan het lijden van deze wereld.

Reactie van de vraagsteller: Hartelijk dank voor je antwoord. Wat ik zo bijzonder vind, is dat ondanks dat het spel zo hoog wordt gespeeld, zoals jij zegt, de eigen verantwoordelijkheid en de keuzevrijheid volledig intact blijft. Of het zegen of vloek wordt heb je dan zelf in de hand, zonder dat de vloek zoiets als een onherstelbaar noodlot wordt. Hoe pijnlijk de vloek ook is, er blijft een weg open terug naar de zegen. Mooi ook: de mens als partner van de Eeuwige. Daar kweek je volwassen mensen mee. Niet alleen kinderen die moeten leren en gehoorzamen, maar ook volwassenen die hun eigen verantwoordelijkheid hebben in het realiseren van de scheppingsdoelen van de Eeuwige. Ik ben eerlijk gezegd steeds weer verbluft over de wezenlijk andere manier van denken die oprijst uit het Jodendom. Het zou mij niet verbazen, als Paulus dát bedoelde toen hij tegen de Romeinen zei: "wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken", in het verlengde van de hoofdstukken 9-11. Dank ook voor het inzicht dat de Sjoa onmogelijk beschouwd kan worden als de invulling van Deuteronomium 28 en dat het als-dan niet zomaar omgekeerd mag worden. Vooral je verwijzing naar Job zette me op een ander denkspoor.


This is the website of Peter van 't Riet