Vraag&Antwoord

Jefta (1) - Peter van 't Riet - 2016
Hoort het verhaal in Richteren 11 over Jefta die zijn dochter offert, wel thuis in Tenach? En wat is de rabbijnse uitleg ervan?

Vraag : Het verhaal in Richteren 11 over Jefta die zijn dochter offert, is toch ongelofelijk? Hoort zo'n verhaal wel thuis in Tenach? En wat is de rabbijnse uitleg ervan?

Antwoord : Ik geef eerst mijn eigen beschouwing over Richteren 11. Daarna zal ik enkele rabbijnse interpretaties geven.

Voordat ik bij de belofte van Jefta kom, eerst even de voorgeschiedenis. In Richteren 10:6-18 wordt de onderdrukking en oorlogsdreiging van de Ammonieten tegen Israël beschreven. In Israël is duidelijk sprake van een leiderschapsvacuüm. Niemand uit eigen gelederen komt in aanmerking om een volksleger op de been te roepen en het aan te voeren. Dan komt Jefta met zijn twijfelachtige reputatie in het vizier (Richteren 11:1-3). Het is een reëel dilemma: de man is moedig en sterk, maar in moreel opzicht geen hoogstaand persoon. Moet hij wel of niet worden gevraagd het volk aan te voeren? Dat is niet zo simpel als het lijkt. Achter het bureau zeg je gemakkelijk: "Nee." Maar in het veld wil je wel graag dat iemand de leiding neemt om je van de ondergang te redden. En daar is Tenach goed in: dilemma's schetsen en de gevolgen laten zien van de keuzen die mensen daarin maken. Daarom hoort dit verhaal wel degelijk in Tenach thuis.

De nood is hoog en Jefta wordt geroepen (11:4-6). Hij buit de situatie uit en bedingt, dat tegenover een overwinning zijn leiderschap over het volk moet staan. Niet bepaald de houding van een belangeloos leiderschap (vergelijk Gideons antwoord in Richteren 8:23). De oudsten van het volk hebben echter geen keus. De afspraken worden gemaakt voor het aangezicht van de Eeuwige (d.w.z. om Zijn zaak te dienen) en zijn dus onherroepelijk. Het volk heeft zich aan de twijfelachtige Jefta gebonden (11:7-11).

Het eerste dat Jefta daarna probeert, is de Ammonieten van de oorlog af te houden. Op zich is dat een slimme strategie, al was het alleen maar om tijd te rekken en het volksleger van Israël op orde te kunnen brengen. Zijn vredespoging is zonder succes, omdat de Ammonieten weigeren erop in te gaan (11:12-28).

Dan vinden we in vers 29 een uitspraak: "De geest van de Eeuwige kwam over Jefta." Veel moderne, met name christelijke Bijbellezers zal deze zin tegen de borst stuiten. Zij zijn gewend te denken in termen van een liefdevolle God die alleen maar met moreel hoogstaande mensen in zee wil gaan, of eventueel met zondaars mits die zich bekeerd hebben. In Tenach heeft God echter met dezelfde dilemma's te maken als de mensen: hoe streef je een goede zaak na als je alleen maar over niet al te beste middelen en mensen beschikt?

Verder moeten we de geest van God niet opvatten als een goddelijke persoon (zoals in de latere Drieëenheid), die besloten heeft om op Jefta neer te dalen. Eerder is het andersom: Jefta heeft besloten geestdriftig te worden voor de zaak van de Eeuwige. Alleen de manier waarop hij dat ten uitvoer brengt, is nogal dubieus (vers 30-31). De indruk bestaat dat hij zijn belofte uit overmoed deed, zonder zich te realiseren wat de consequenties zouden kunnen zijn. Maar zijn formulering laat (letterlijk vertaald) niets aan onduidelijkheid te wensen over: "Dan zal het zijn wat naar buiten komt dat naar buiten komt uit de deur van mijn huis om mij te ontmoeten..." Kennelijk is hij ervan overtuigd dat hij als eerste een huisdier of een slaaf te zien zal krijgen, en dus moet hij met een mensenoffer wel degelijk rekening hebben gehouden. De Eeuwige verschilde in zijn ogen waarschijnlijk niet heel veel van de heidense goden uit zijn omgeving. En daarin was hij niet de enige richter: zie bijvoorbeeld Gideons optreden in Richteren 8:27. Jefta en zijn mannen zijn vervolgens zo "begeesterd/geïnspireerd door de Eeuwige" dat zij de Ammonieten verslaan. En de Eeuwige maakt daar gebruik van door de Ammonieten in hun macht te geven (vers 32-33). Het werk van de Eeuwige en van de mensen die Hem dienen, ligt nu eenmaal direct in elkaars verlengde.

Waar Jefta niet op heeft gerekend, is dat zijn enige kind en dochter de welkomststoet wel eens zou kunnen leiden (11:34-35). Gevolg is dat zijn belofte hem en haar in het ongeluk stort. Vertaal in vers 35 gerust met: "Ik heb tegenover de Eeuwige een grote mond opgezet." Het verbreken of op een andere manier inlossen van zijn belofte komt niet in hem op. Ook de dochter zelf is - geheel in de geest van de omringende heidense culturen - ervan overtuigd dat je wat je je god hebt beloofd, moet nakomen (11:36).

Dat ze vervolgens twee maanden uitstel vraagt om haar maagdelijkheid te bewenen, is een prachtig psychologisch detail van het verhaal: haar hele levensverwachting als huwbare vrouw valt immers in duigen (11:37-38). Daarna wordt de belofte ingelost alsof de Eeuwige een heidense god is (11:39). Maar het Hebreeuws is vaag over de wijze waarop die inlossing plaatsvindt. Als het inderdaad een brandoffer is geweest, dan heeft de Eeuwige - in tegenstelling tot het verhaal over Abraham en de binding van Izaäk (Genesis 22) - niet ingegrepen. Er was hier immers geen opdracht van de Eeuwige zelf in het spel! Het gebeuren is volledig het gevolg van Jefta's lichtzinnigheid en is volledig zijn eigen verantwoordelijkheid.

Dit en veel andere verhalen in Richteren maken duidelijk dat het lang geduurd heeft, voordat in Israël het zuiver ethische monotheïsme van de Tora algemeen was aanvaard. In de tijd van de richters kon de Eeuwige niet altijd even kieskeurig zijn in het gebruik van voormannen om Zijn volk te laten overleven en Zijn heerschappij te kunnen vestigen. Denk bijv. aan Simson, die na Jefta nog komen moet. Tenach beschrijft geen ideale, wenselijke situaties en personen, maar reëel bestaande, vol mitsen en maren. Als er alleen brave burgers in de Bijbel zouden voorkomen, zou het niet alleen een saai boek zijn, maar er zou ook weinig van te leren zijn.

Nog een paar opmerken over de rabbijnse uitleg van Jefta's belofte.

  1. De Talmoed en andere rabbijnse bronnen nemen Jefta zijn lichtzinnige belofte zeer kwalijk evenals wat hij vervolgens met zijn dochter heeft gedaan.
  2. Zij zien Jefta als iemand die de Tora niet goed heeft bestudeerd. Had hij Leviticus 27 gelezen zoals de rabbijnen dat doen, dan had hij zich van zijn ondoordachte gelofte kunnen vrijkopen met een geldbedrag van maximaal 30 sikkels. Deze uitleg is natuurlijk gebaseerd op de opvatting van de eenheid van Tenach en houdt geen rekening met het historische ontstaan van de diverse Bijbelboeken. Men gaat ervan uit dat de Tora al volledig bestond in de tijd van Jefta, wat historisch gezien op zijn minst twijfelachtig is.
  3. De middeleeuwse Joodse geleerde David Kimchi legt Jefta's belofte als volgt uit. Jefta zegt: "Indien Jij de Ammonieten in mijn macht geeft, dan zal hetgeen mij uit de deur van mijn huis tegemoet komt, wanneer ik behouden van de Ammonieten terugkeer, de Eeuwige toebehoren, en ik zal het ten brandoffer brengen." Lees het zo: het zal aan de Eeuwige gewijd worden (toebehoren) als het ongeschikt is om te offeren, en het zal aan de Eeuwige geofferd worden als het geschikt is om te (brand)offeren. Volgens Kimchi betekent dit dat Jefta's dochter niet geofferd werd, maar haar hele leven lang ongehuwd moest blijven.

This is the website of Peter van 't Riet