Artikel

Moeder en dochter ontmoeten elkaar: vijf jaar O.J.E.C. - Dr. J.Z. Baruch - 1986
Evangelie en Israël (november)

De ontmoeting van Joden en Christenen in het begin van de zeventiende eeuw, toen Joden uit Spanje en Portugal een toevlucht zochten in Nederland, was aanvankelijk niet van prettige aard voor de Joden. Het fraaie beeld, dat de Joden in de Nederlanden en in zonderheid in Amsterdam welkom werden geheten als door de Spaanse overheid onderdrukte en vervolgde groep, is te idealistisch geschilderd vanuit een tolerante, liberale visie op de geschiedenis van de negentiende eeuw. Er waren tegenstellingen tussen Calvinisten en Joden. Maar niet altijd konden calvinistische theologen hun zin doordrijven. Naast calvinistische tegenstanders van vestiging van de Joden in de Nederlanden, waren er ook andere groeperingen die ideologisch de Joden een welkom toeriepen.

Dr. J. Meyer noemt in de sefardische encyclopedie de Leidse hoogleraar Coccejus die in 1650 van de Leidse universiteit de opdracht krijgt "te schrijven tegen de Joden". De Joden, aldus Coccejus, bezitten hetzelfde geloofsprincipe. Als ketters kan men ze niet beschouwen. De overheid moet ze toelaten op grond van dezelfde argumenten, die golden bij de zending onder hen: humaniteit, liefde, dankbaarheid en gevoelens van achting jegens het volk waaruit ook de stichter van het christendom eens geboren werd.

Bovendien biedt het samenwonen van Joden en Christenen zekere voordelen. Eerstens om de Christenen aan het lijden der Joden het verkeerde van hun "verstoktheid" te demonstreren. Vervolgens geven de Joden de Christenen een prachtige kans tot het verdienstelijk werk der missie. Tenslotte zijn de Joden de “capsarii” der Christenen: zoals eenmaal de slaven voor de zonen van het Romeinse huis boekrollen en schrijfmateriaal naar school droegen, zo ook handelen de Joden in de christelijke maatschappij. Zij zijn de verklaarders der oude Schrift. Zij zijn oraculorum Dei depositarii, de bewaarders der Godsspraken. Daarom ook moet men de Joden tot niets dwingen. Maar zij mogen Christus niet lasteren, niet tegen de Christenen bidden of hen verwensen... Niets van de Joodse godsdienst mag in het geheim worden gedaan. Synagogen zijn toegestaan... Niets moet worden achterwege gelaten wat hen kan brengen tot erkenning van christelijke waarden...

Een wel grote stap van deze zeventiende eeuwse hoogleraar naar dr. Simon Schoon, alom bekend als voorzitter van het OJEC, strijdbaar in woord en geschrift voor het samenwerken van Joden en Christenen binnen één organisatie, auteur van vele boeken en artikelen waarin hij betoogt dat het christendom zijn Joodse wortels moet leren herkennen en erkennen. De verschijning van een boek "Zonder Tora leest niemand wel" van Will J. Barnard en Peter van 't Riet (uitg. J.H. Kok, Kampen, 1986) met als ondertitel "Bouwstenen voor een leeswijze van de evangeliën gebaseerd op Tenach en Joodse traditie" is eveneens een van de vele voorbeelden van geschriften waarin Christenen hun christendom willen leren begrijpen vanuit Tenach.

Na de tweede wereldoorlog was er in sommige christelijke kringen een bezinning op Auschwitz, een besef dat vele eeuwen christendom en christelijk religieus-getint antisemitisme dit Auschwitz mede hadden mogelijk gemaakt.

De oprichting van de staat Israël in 1948, drie jaar na Auschwitz, betekende ook in vele christelijke kringen dat het stereotiepe beeld van de Jood die vervolgd werd omdat het Joodse volk Jezus niet als messias had willen aanvaarden, in gruzelmenten viel. Er was weer een Joods volk in het Heilige Land, de Joodse godsdienst herleefde in al zijn uitingsvormen. Het jodendom had blijkbaar een periode van bijna 2000 jaar zonder eigen staat kunnen overbruggen, omdat het een eigen ideologie had weten te handhaven, het traditionele jodendom dat ver weg wortelde in het verleden, naar een periode van aartsvaders, Mozes, openbaring op Sinaï toe.

Aan de andere kant, juist het zelfstandig worden van een Joodse staat stelde Joodse geleerden in staat, dieper te graven in eigen Joodse geschiedenis en daarbij grote Joodse figuren als Jezus en Paulus niet (langer) te omzeilen, maar deze figuren hun plaats te geven binnen het jodendom van hun tijd en binnen de Joodse geschiedenis.

De samenwerking tussen Joden en Christenen was al eerder voorbereid door gespreksgroepen die over theologische geschilpunten met elkaar diskussieerden, maar in OJEC draagt die samenwerking nu juist niet het karakter van het elkaar willen overtuigen: de bekeringsdrang van de Christenen wordt binnen OJEC niet tot theorie of praktijk gemaakt, is integendeel volgens de statuten en reglementen juist bewust terzijde geschoven.

Van hun kant hebben de Joodse deelnemers aan OJEC wat Franz Rosenzweig "Jodentrots" noemde buiten de deur gelaten bij alle samenkomsten van en namens OJEC. Dr. F. de Meyer zegt in zijn recent verschenen boek over Franz Rosenzweig (uitg. J,H. Kok, Kampen, 1986) "dat Joden er immers van overtuigd zijn dat ze het doel al bereikt hebben: elke christelijke verhouding tot God is voor hen tenslotte een armzalige afspiegeling van wat zij zelf allang weten, dat God namelijk "Onze Vader" is, wat niet van derden - wie dan ook - moet worden geleerd, maar wat evident is vanuit het Joodse instinct".

Binnen en vanuit OJEC wordt veel gedaan aan het opheffen van vooroordelen over elkaar. Hoe ziet de mens de ander? Een goed uitgangspunt tot een zekere bescheidenheid, een zekere relativering ook van eigen standpunten, waarin men rotsvast gelooft, is wel het bewustzijn dat wij ons zelf niet geschapen hebben, dat als Jood en Christen bij de opvoeding verwisseld zouden zijn, dit hen tot aanhangers van een verschillende levensbeschouwing zou hebben gemaakt.

Binnen OJEC weten wij, dat bepaalde waarden in onze wereld op de achtergrond worden gedrongen. Het Joodse besef dat God werkt in de geschiedenis, al weten wij niet hoe, is in onze maatschappij volkomen op de achtergrond geraakt. We houden eigenlijk nauwelijks of geen rekening meer met God in ons eigen bestaan, in ons werk, in onze beoordeling van feiten, situaties en personen.

Door het luisteren naar elkaar, door het werken met elkaar, kan ook in OJEC een bijdrage worden gegeven aan de tikoen olam, de verbetering van de wereld.

* Dr. Baruch is voorzitter van het Portugees-Israëlietisch Kerkgenootschap.


This is the website of Peter van 't Riet