Artikelen - Godsdienst en Filosofie

In memoriam Willem Zuidema - Peter van 't Riet - 2000
Enkele persoonlijke herinneringen

In het voorjaar van 1986 leerde ik Willem Zuidema kennen via een dienst voor Kerk en Samenleving die gehouden werd in de gereformeerde kerk De Hoeksteen te Zwolle, en waarin hij de uitleg zou verzorgen. Uit dat contact ontstond een samenspraak en correspondentie met als inzet te komen tot een soort leerhuis in de synagoge. Het zou een Vrij Leerhuis voor Talmoed en Tora moeten worden, geïnspireerd door het gelijknamige initiatief van Franz Rosenzweig, onafhankelijk van elke kerkelijke bemoeienis.

Willem Zuidema was toen docent levensbeschouwing aan de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar in Kampen, en tevens predikant van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zijn theologisch denken was echter in het geheel niet meer klassiek christelijk. Hij was een judaicus pur sang en vanuit de christelijke wereld de aangewezen persoon om een leerhuis te starten in de synagoge van Zwolle. In september 1986 gingen we van start, weliswaar in de doopsgezinde kerk, omdat de synagoge op dat moment gerestaureerd werd. De inzet van de avonden was Willems boek Gods Partner, Ontmoeting met het jodendom. De laatste van de twaalf avonden, in het voorjaar van 1987, was de eerste leerhuisavond in de synagoge. In de jaren daarna zouden nog vele leerlingen onder zijn begeleiding daar mogen lernen.

Willem Hero Zuidema werd geboren op 13 juli 1932 in Rotterdam. Als zevenjarige jongen maakte hij het bombardement van mei 1940 mee. Bij het ouder worden kwamen de beelden terug, vertelde hij mij verscheidene malen. En daar leek hij steeds meer onder gebukt te gaan. Was het deze ervaring die hem zo sterk betrokken hield bij de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en, vanuit zijn theologische interesse, bij de Holocaust?

Een van de bijbelverhalen die hem intrigeerde was het verhaal over de binding van Jitzchak (Genesis 22) en vooral de rol die dit verhaal speelt in de joodse traditie. Daarin wordt Jitzchak (Izaäk) niet voorgesteld als een willoos slachtoffer van Abrahams geloof, maar als een volwassen man die bereid is zichzelf op te offeren voor zijn trouw aan de traditie. Door de eeuwen heen is deze bereidheid van Jitzchak in de joodse traditie het model bij uitstek geweest voor het lijden van het joodse volk. Tweemaal redigeerde Willem een bundel artikelen over de Holocaust met deze binding van Jitzchak als leidraad: Isaak wordt weer geofferd (1980) en Betekenis en verwerking (1982). In de eerste bundel schreef hij zelf een belangwekkende bijdrage onder dezelfde titel als het boek. Daaruit citeer ik één passage: "Zouden dan de vervolgden en de onderdrukten hun lijden niet in een bepaald perspectief mogen zien? Abraham en Isaak waren voor hen in hun situatie een identificatiemogelijkheid, waardoor hun lijden in een bepaald zinsverband kwam te staan: het was geen verlies van identiteit maar juist bevestiging van hun jood-zijn."

Ik herinner me dat ik Willem eens schertsend voorstelde om samen een boek te schrijven over Hillel en Jezus. Ik vroeg hem Hillel te behandelen, dan zou ik Jezus doen. Maar hij gaf mij te kennen dat als hij ooit een boek zou schrijven over een van de oude rabbijnen, het niet over Hillel zou gaan, maar over Rabbi Akiva. Die bewonderde hij pas echt om de grote liefde voor zijn vrouw en om zijn lijden toen hij door de Romeinen gemarteld en gedood werd. Helaas is geen van beide boeken er ooit gekomen.

Willem Zuidema studeerde theologie in Amsterdam en Kampen. Zijn kennis van het jodendom deed hij voor een groot deel op aan de universiteiten van Münster en Jeruzalem. Van 1959 tot 1962 was hij predikant in Vreeland, het dorp waar hij deze zomer ook begraven is. Van 1971 tot 1975 gaf hij les aan de Protestantse Theologische Faculteit in Brussel. In deze periode werd de basis gelegd voor zijn bekende boek Gods partner (1977), dat inmiddels zes drukken en diverse vertalingen heeft gehad. Daarna werkte hij tot 1981 als studiesecretaris voor de joods-christelijke betrekkingen van de Gereformeerde Kerken in Nederland, een verbintenis die niet zonder problemen eindigde. Willems identificatie met het jodendom ging veel verder dan vele van zijn kerkpolitieke collega's lief was. De littekens die hij daarbij opliep, liet hij in persoonlijke gesprekken soms duidelijk blijken. Zijn aversie tegen het klassieke christendom, in het leerhuis soms met emotie verwoord, heeft hij nooit overwonnen. Mijn suggestie aan hem om zich meer bezig te houden met de studie van het joodse karakter van het Nieuwe Testament (hoeveel méér nog had hij daaraan kunnen bijdragen!) vielen niet echt in vruchtbare bodem. Zeer goede herinneringen heb ik echter aan de telefoongesprekken die we enkele keren hadden als hij zich weer eens had laten verleiden om te preken over een evangelieverhaal. Dan bleken de evangeliën toch elke keer weer joodser te zijn dan we tevoren gedacht hadden.

Willem was een complexe persoonlijkheid. Hij had de stijl van een gentleman, maar was niet altijd gemakkelijk in de omgang en niet altijd gemakkelijk te begrijpen. In zijn vrije tijd was hij kunstenaar. Hij schilderde en maakte beelden met een grote gedrevenheid. Daarnaast was hij wetenschapper, docent en publicist. In 1987 promoveerde hij op het Misjna-traktaat Chagiga, dat hij interpreteerde als een handleiding voor pelgrims bij de drie opgaansfeesten in de tempel te Jeruzalem (pasen, pinksteren en loofhuttenfeest). Waarom juist dit traktaat, dat over weinig spectaculaire gedragsregels bij de offerdienst gaat? Ik heb het hem nooit gevraagd, maar er wel een vermoeden over.

Opmerkelijk genoeg sluit juist Misjna Chagiga zeer goed aan bij twee van Willems belangstellingsrichtingen in het jodendom: halacha en mystiek. Als geen ander christelijk judaist begreep hij het belang van de halacha voor het jodendom én voor de oriëntatie van christenen op het jodendom. Misjna Chagiga is tenslotte één grote oefening in halacha (joodse gedragsregels), wellicht op één passage na. Want in dat zelfde traktaat staat de meest anti-mystieke uitspraak uit de hele joodse traditie (Chag. 2, 1). Heeft dit zijn belangstelling voor mystiek opgewekt? Of intrigeerde deze uitspraak hem vanuit zijn reeds bestaande belangstelling voor joodse mystiek?

Voor ongewone zaken was Willem altijd wel te porren. In 1996 verscheen van zijn hand het boekje Lucht, Water, Vuur, een inleiding in de kabbala en de vertaling van drie kabbalistische geschriften met commentaar. In 1994 schreef hij in het Judaica-Bulletin (jrg. 7 nr. 4) een artikel onder de titel Paranormaal hoort bij de schepping, voor rationeel ingestelde mensen niet in alle opzichten te begrijpen. Maar nogmaals, Willem was een complexe persoon en dat maakte hem nu juist zo interessant.

Wat ik bovenal aan Willem Zuidema gewaardeerd heb, was zijn vriendschap. Hoewel we elkaar niet vaak zagen of spraken, was er in elke ontmoeting de vonk van herkenning. Hij heeft onze dochter Channah gedoopt. Hoewel ik hem dringend vroeg de trinitarische formule niet te gebruiken, hield hij vol dat we er, gezien de traditie van de kerk, niet onderuit konden. Toen het moment daar was, doopte hij haar "in de Naam van de Vader en in Heilige Geest". Had hij zich vergist? Of had hij zich bedacht? Of was het een ingreep van boven? Niemand is het ooit opgevallen: zo nauwkeurig luistert men nu eenmaal in de kerk.

Op de prachtige vrijdagmiddag van 28 juli 2000 hebben we Willem te midden van een grote schare familie en vrienden in het paradijselijke dorpje Vreeland naar zijn graf gebracht. Wie het wilde, mocht helpen het graf vol te scheppen. Drie scheppen aarde minimaal. Een einde zoals hij geleefd had, begeesterd door de joodse traditie. Zijn nagedachtenis zij tot zegen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in: Judaica Bulletin 14 nr. 1 & 2, december 2000.
This is the website of Peter van 't Riet