Vraag & Antwoord

Jezus' opvatting over voedselreinheid (1) - Peter van 't Riet - 2012
Gaat Jezus in Markus 7:19 in tegen de joodse spijswetten?

Vraag: De algemene gangbare christelijke opvatting is dat in Markus 7:1-23 Jezus de spijswetten afgeschaft zou hebben. Volgens mij is dit volledig onjuist. Ik heb me laten vertellen dat de zin "En Jezus reinigde alle spijzen" helemaal niet in de grondtekst staat. Klopt het dat Jezus hier tegen de joodse spijswetten ingaat en ze afschaft? Dat is toch niet te rijmen met zijn jood-zijn en zijn trouw aan de Tora?

Antwoord : Bij de spijswetten moet je onderscheid maken tussen de begrippenparen kosjer/treife en rein/onrein. Kosjer = geschikt voor consumptie, treife = ongeschikt voor consumptie. Rein = geschikt voor de rituele tempel-/offerdienst, onrein = ongeschikt daarvoor. Dat zijn twee verschillende begrippenparen die echter wel op elkaar kunnen ingrijpen. Treife voedsel is per definitie onrein en rein voedsel kan alleen maar kosjer voedsel zijn. Maar kosjer voedsel kan onrein worden door aanraking met iets anders dat onrein is. Dan mag je het in de tempel niet meer eten, maar daarbuiten (in de ogen van de meeste toenmalige joden) wel. 

Nu staan in Markus 7 de regels van het kasjroet niet ter discussie. Al het voedsel dat in dit verhaal bedoeld wordt, is kosjer voedsel. Zo niet dan hadden we een heel ander probleem gehad, te weten dat van Tora-ontbinding. Maar daar gaat dit verhaal beslist niet over. Het verhaal gaat om de z.g. overlevering van de Farizeeën en de Judeeërs (Markus 7:3-4), dat wil zeggen hoe voorgaande generaties Farizeeën de Tora hebben uitgelegd. De vraag die aan de orde wordt gesteld (zie Markus 7:1-5), is of (kosjer) voedsel ook buiten de tempel gegeten moest worden in een toestand van (rituele) reinheid. De Farizeeën vonden van wel op grond van Exodus 19:6. Daarin lezen zij dat het hele joodse volk zich "priesterwaardig" moet gedragen (dat is hun overlevering). En omdat zij de dagelijkse maaltijd beschouwden als een maaltijd bij God aan tafel, was voor hen de consequentie dat ook gewone joden elders in het land Israël en in de wereld zich voorafgaand aan het eten ritueel moesten reinigen door middel van het wassen van de handen (eveneens hun overlevering).

De andere joden, waaronder Jezus vonden dat echter niet nodig. Rituele reinheid was in hun ogen beperkt tot het tempel- en offergebeuren, en verder pasten zij het begrip reinheid vooral toe op het ethische vlak: reinheid van hart en handelen (zie Markus 7:21-23). Als Jezus dan zegt in Markus 7:18 "dat al [het kosjere] wat van buiten in de mens komt, hem niet onrein kan maken omdat het niet in zijn hart komt", dan betekent dit twee dingen: 1) het kan de etende niet ritueel onrein maken, omdat hij dat (buiten de tempel levend) toch al is, en 2) het kan hem niet ethisch onrein maken omdat het voedsel niet in zijn hart (de bron van het handelen) terecht komt.

De zinsnede "En zo verklaarde hij alle spijzen rein" (Markus 7:19b) is een latere invoeging (een glosse) van een christelijke overschrijver die het verschil tussen kosjer en rein niet meer begreep. Als je bekijkt hoe Matteüs (15:1-20) dit verhaal van Markus in zijn evangelie verwerkt heeft, dan zul je zien dat die zinsnede daar niet in voorkomt. In Matteüs 15:20 zie je bovendien waar het allemaal om te doen is: moet je voor het eten wel of niet je handen (ritueel) wassen? Jezus sluit zich aan bij de opvattingen van de toenmalige meerderheid van het joodse volk, een standpunt dat alleen van toepassing was buiten de tempel.


This is the website of Peter van 't Riet