Vraag&Antwoord

Stefanus (1) - Peter van 't Riet - 2015
Wat is de betekenis van het verhaal in Handelingen 7 over Stefanus?

Vraag : Wat is de achtergrond van het verhaal in Handelingen 7 over Stefanus?

Antwoord : Je kunt Handelingen 7 niet los zien van Handelingen 6. In dat hoofdstuk wordt een soort tweespalt zichtbaar die niet alleen door de gemeente van Jezus' aanhangers liep, maar door het hele jodendom van die tijd: de tegenstelling tussen Griekssprekende en Arameessprekende joden (in Handelingen 6:1 Grieken resp. Hebreeën genoemd). Merk op dat de zeven oversten over de "Grieken" die daarna verkozen worden allemaal Griekse namen en achtergronden hebben: Stefanus, Filippus, Próchorus, Nicánor, Timon, Pármenas en Nicoláüs, een proseliet uit Antiochíë (Handelingen 6:5). Ook als we vervolgens naar de tegenstanders van Stefanus kijken, dan zien we uitsluitend Griekssprekende joden uit de diaspora: mannen van de synagoge der Libertijnen, en der Cyrenéërs, en der Alexandrijnen, en van hen die van Cilicië en Azië waren (Handelingen 6:9). Zij hebben ernstige bezwaren tegen de leer die door Stefanus verkondigd wordt. Dergelijke meningsverschillen waren geen uitzondering in het toenmalige jodendom en bij fundamentele verschilpunten waarbij de vraag aan de orde was of iemand de grondbeginselen van de joodse leer niet ondermijnde, kon iemand voor de rechtbank (de "raad") worden gebracht (Handelingen 6:12). Drie zaken zijn in dit verhaal opvallend.

In de eerste plaats speelt de hele affaire zich af buiten de Arameessprekende gemeente (de Hebreeën) om. Het is puur een zaak van Grieksspekende joden onder elkaar. Ook in het verdere verloop in Handelingen 7 spelen noch de apostelen, noch de Farizeeën een matigende rol (zie voor die laatsten bijv. Handelingen 5:24 e.v. en 23:6 e.v.).

In de tweede plaats valt Stefanus kennelijk geen afval van het jodendom te verwijten, want er zijn valse getuigen nodig om hem te kunnen aanklagen (Handelingen 6:13). Een belangrijk element in de aanklacht is dat Stefanus "lasterlijke woorden tegen deze heilige plaats (d.i. de tempel)" zou hebben gesproken. Over het reilen en zeilen in de tempel en over de vraag of dat wel in overeenstemming was met de Tora, bestonden in het jodendom van die tijd grote meningsverschillen. Dat Stefanus wellicht fundamentele kritiek had op de gang van zaken in de tempel (wellicht, want aan het eind van Handelingen 6 is hijzelf nog helemaal niet aan het woord geweest), dat plaats hem nog niet buiten het jodendom. Het plaatst hem hoogstens buiten die joodse groepen die de tempel bestuurden en die het bestaande bestuur van de tempel steunden. Vergeet niet dat Stefanus' tegenstanders uit de diaspora grote voorstanders waren van het bestaande tempelbedrijf. Zij runden in Jeruzalem synagogen en andere accommodaties om de pelgrims uit hun landstreken in de diaspora op te vangen. Kritiek op de tempel beschouwden zij zonder twijfel als propaganda tegen het tempelbedrijf en in hun ogen dus tegen de Tora (Mozes) en tegen God (Handelingen 6:11) die zij meenden op de juiste wijze te dienen.

Het derde dat opvalt aan het verhaal over Stefanus is dat hij bij herhaling beschreven wordt als een nogal geëxalteerd persoon: vol van heilige geest, geloof, kracht, wijsheid en met het gezicht als van een engel (Handelingen 6:5, 8, 10, 15). Het is duidelijk dat Stefanus een mysticus was, wat aan het eind van Handelingen 7 nog eens bevestigd wordt als hij de hemel geopend ziet (vers 56). En mystici hebben nu eenmaal een andere levensinstelling en spreken een andere taal dan nuchtere realistische gelovigen, helemaal als die bovendien - zoals Stefanus' tegenstanders - nog eens materiële belangen hebben bij de uitoefening van hun godsdienst.

Alle voorwaarden voor een ernstig conflict zijn daarmee in Handelingen 6 geschetst en tegen die achtergrond moet de rede van Stefanus in Handelingen 7 geplaatst worden.


This is the website of Peter van 't Riet