Boekbespreking Zonder Tora leest niemand wel

Christenenen op zoek naar hun joodse wortels - Simon Schoon - 1987
Nieuw Israëlitisch Weekblad (9 januari)

Joden kunnen zichzelf volledig verstaan zonder het christendom. Omgekeerd kunnen christenen hun eigen identiteit niet verstaan en omschrijven zonder kennis van het jodendom. Deze laatste bewering is eigenlijk vanzelfsprekend, maar de (her)ontdekking van dit feit veroorzaakt de laatste jaren een stroom van publikaties.

Vele joden zien deze ontwikkeling met lede ogen aan. Zij stellen er geen prijs op om op deze wijze de hoofdpersonen, en soms de figuranten, te worden in de identiteitsbepaling van een andere godsdienst. Diverse door en door joodse gebruiken en begrippen blijken ook voor christenen van grote betekenis te zijn en worden binnengehaald in het kader van de christelijke bezinning, of zoals sommige joden dit verschijnsel zien, worden geannexeerd voor christelijk gebruik.

Het is echter onmiskenbaar, dat het christendom in joodse context is ontstaan. Niemand zal willen ontkennen, dat degene die, overigens ten onrechte, de Stichter van het christendom wordt genoemd, Jezus van Nazaret, een jood was. Al was hij dan niet de Stichter van het christendom, door zijn leven en werk is er een nieuwe godsdienst ontstaan die christendom ging heten. Het valt christenen moeilijk kwalijk te nemen, dat ze in een heroriënteringsproces tegenwoordig op zoek gaan naar de joodse wortels van hun identiteit.

Wanneer christenen zich daarbij uitsluitend interesseren voor het jodendom van de eerste eeuwen het jodendom ten tijde van Jezus en Paulus, dan is de joodse ergernis daarover heel begrijpelijk. Maar al te vaak beperkt de christelijke belangstelling zich immers tot het verleden en heeft men geen enkele interesse voor het hedendaagse joodse volk, laat staan voor een politiek verschijnsel als de staat Israel.

Het boek Zonder Tora leest niemand wel van Will Barnard en Peter van 't Riet, is er één van het goede soort, en een indringende poging om te graven naar een joodse leeswijze van het Nieuwe Testament. Ongekende vergezichten doemen op en nieuwe gedachten worden gelanceerd. In hun enthousiasme zijn de auteurs niet altijd even kritisch. Als men hun gedachten echter als mening inbrengt in het leerhuis en niet als de laatste geopenbaarde waarheid beschouwt, biedt het boek veel stof voor discussie.

Will Barnard studeerde theologie in Utrecht en was lange tijd medewerker van het Nederlands Bijbelgenootschap. Peter van 't Riet is docent aan een lerarenopleiding. Eerder verscheen van hun hand het
boek Lukas de Jood, waarin zij, tegen de eeuwenlange traditie in, betogen dat de evangelist Lukas geen Griek maar een jood was. Beide auteurs zijn actief betrokken bij het leerhuisfenomeen in Nederland.

Het boek laat zien, dat veel gegevens uit de evangeliën slechts te begrijpen zijn, wanneer men er vanuit gaat dat Jezus en zijn leerlingen de Tenach als leidraad gebruikten en Aramees spraken. De auteurs tonen aan dat Jezus zich niet tegenover de Tora heeft opgesteld en niet de Tora 'oversteeg', maar als Tora-getrouw jood leefde. Ze bespreken uitvoerig de joodse gebruiken en feesten, die in de evangeliën voorkomen.

Hun stelling, dat het genre evangelie eigenlijk als midrasj gezien en gelezen moet worden, heeft me niet volledig overtuigd. De auteurs zijn zich ook bewust van de gewaagdheid van hun stelling. Men moet volgens hen bereid zijn het begrip midrasj op te vatten in de veel bredere betekenis die zij er in hun boek aan geven.

Het is maar net de vraag, of je zó met het begrip midrasj mag omspringen. Het valt niet te ontkennen dat vele verhalen uit het evangelie verhelderd worden door aandacht te schenken aan de joodse achtergronden en de midrasj-achtige vertelmethoden. Het is een onder de meeste exegeten algemeen geaccepteerde zaak fundamentalisten natuurlijk uitgezonderd, dat de evangelisten een tendensverhaal vertellen en dat ze er een eigen theologie op na houden. Het is een vanzelfsprekende en toch voor velen schokkende ontdekking, dat zij vele gebeurtenissen over Jezus vertellen naar het model van Tenach-verhalen.

Maar het evangelie is daarmee nog geen midrasj geworden. Met een beroep op het genre midrasj kunnen niet alle vragen omtrent het historisch karakter van de evangelieverhalen aan de kant worden geschoven. Te gemakkelijk rekenen de auteurs af met de argumentatie van prof. David Flusser, een joodse Nieuwtestamenticus in Jeruzalem, die heel wat meer waarde hecht aan de historische betrouwbaarheid van de evangelieverhalen dan beide christelijke auteurs. Zouden niet zowel de filologische methode van Flusser als de midrasjthese van Barnard en Van 't Riet hulp kunnen bieden bij het vinden van de bedoelingen en achtergronden van de evangelieverhalen? Beide methoden kunnen echter niet verabsoluteerd worden.

Wanneer we de these van het evangelie als midrasj niet in alle geponeerde stelligheid kunnen accepteren, dan is ook de beantwoording van de vraag naar een eventueel anti-judaïsme in de evangeliën wel wat moeilijker dan de auteurs suggereren. Het is uiteraard niet met zekerheid uit te maken, of de beruchte tekst uit Mattheüs 27:25, Zijn bloed kome over ons en onze kinderen, iets zegt over een historische gebeurtenis bij het proces van Jezus. In ieder geval zegt de tekst iets over de historische situatie van de gemeente van Mattheüs omstreeks het jaar 80. De opvatting dat een tekst als deze een midrasj van de evangelist zou zijn, maakt de tekst in het geheel niet historisch onschadelijk. Over het voor christenen ingrijpende thema van de anti-joodse inhoud en werking van bepaalde Nieuwtestamentische teksten, zal meer en dieper moeten worden na
gedacht.

Al met al is Zonder Tora leest niemand wel een boeiend boek. Het geeft veel informatie en verdient een waardige plaats in het christelijke leerhuis. Het kan belangrijke en diepgravende discussies op gang brengen. Het ligt zeker niet in de lijn van de auteurs, om bij voorbaat alle door hen gelanceerde gedachten voor zoete koek slikken. Er zal mee gestudeerd moeten worden.


This is the website of Peter van 't Riet