Vraag&Antwoord

Wonderbare spijziging (1) - Peter van 't Riet
Wat is uw uitleg van Markus 6:30-44 het verhaal over de eerste wonderbare spijziging?

Vraag: Binnenkort zullen we in een gespreksgroepje ons buigen over de "eerste wonderbare spijziging", tekst uit Markus 6:30-44. Uw benadering van de schriften boeit mij zeer en ik bezit enkele van uw boeken. Helaas komt bovengenoemde tekst daarin niet aan de orde. Graag zou ik willen weten of dit wel het geval is in uw overige werk en of u mij daarnaar zou willen verwijzen? Mocht dit niet zo zijn, is het dan mogelijk enkele kanttekeningen te plaatsen bij deze passage?

Antwoord: Aan dat verhaal heb ik voor zo ver ik weet nog niet echt aandacht besteed in mijn boeken. Ik wil er voorlopig de volgende opmerkingen bij plaatsen.

Je kunt de samenleving van die dagen (ook de joodse) ruwweg in drie lagen verdelen:

- de rijken, daartoe behoorden de grootgrondbezitters, de eigenaars van grote handelshuizen, de leden van het huis van Herodes en de tempelaristocratie, de sadduceeën;
- de middenklasse, ambachtslieden, kleine handelaren, schrijvers/schriftgeleerden, de farizeeën;
- het gewone volk, dagloners, kleine boeren, slaven, herders, rondtrekkende timmerlieden, in het Hebreeuws "am ha-arets" genoemd, een groep waaruit de zeloten hun aanhang recruteerden.

Deze laatste groep staat er in de rabbijnse literatuur om bekend dat zij het met de Tora niet al te nauw namen. Met name aan de reinheidsvoorschriften waarover de farizeeën een heftig debat met elkaar en met de sadduceeën voerden, had het gewone volk niet zoveel boodschap. Zij meenden dat dat een zaak van de tempel was en niet van het leven op het land.

In Galilea, waar de rijken niet zo sterk vertegenwoordigd waren als in Judea, was de invloed van de am ha-arets sterker dan in Judea. Vandaar dat de zelotische beweging ook in Galilea kon ontstaan.
Jezus wordt in de evangeliën beschreven als een "volksleraar" uit Galilea, niet opgeleid in de rabbijns-farizese leerscholen van die tijd. Hij leert/onderwijst vooral het "gewone volk", de am-ha'arets (volk van het land). In dit verhaal gaat het daar ook om. De vijf broden staan daarbij voor de vijf boeken van de Tora, de twee vissen voor de twee andere afdelingen van Tenach: de profeten en de geschriften (bij Lukas vermeld als "profeten en psalmen"). Het uitdelen van de broden staat voor het onderwijzen van de Tora, die door haar te delen niet opraakt, in tegendeel je houdt er net zoveel van over als waarmee je begon, terwijl iedereen er toch verzadigd van kan worden.

Het verhaal laat dus zien dat Jezus er op uit was het gewone volk de Tora te leren. Dat was niet vanzelfsprekend voor een leraar in die tijd.
 


This is the website of Peter van 't Riet