Artikel

Wrede Bijbelverhalen? 2 - Peter van 't Riet - 2018
Het offer van Jefta (Richteren 11:1-40)

Het verhaal in Richteren 11 over Jefta die zijn dochter offert vanwege een belofte, is toch ongelofelijk? Hoort zo'n verhaal wel in de Bijbel thuis? Het zijn vragen die je vandaag regelmatig kunt horen. Voordat we de belofte van Jefta gaan bekijken, moeten we eerst de voorgeschiedenis erbij halen.

In Richteren 10:6-18 wordt de onderdrukking en oorlogsdreiging van de Ammonieten tegen Israël beschreven. In Israël is duidelijk sprake van een leiderschapsvacuüm. Niemand uit eigen gelederen heeft de capaciteiten om een volksleger op de been te helpen en het aan te voeren tegen de vijand. Dan komt Jefta in het vizier (Richteren 11:1-3). Maar zijn reputatie is twijfelachtig. Hij is de zoon van een hoer, uitgestoten door zijn halfbroers en heeft zich omringd met mannen van slecht allooi. Het is een reëel dilemma: de man is moedig en sterk, maar in moreel opzicht geen hoogstaand persoon. Moet hij wel of niet worden gevraagd het volk aan te voeren in de strijd? Die vraag is niet zo simpel te beantwoorden als het lijkt. Achter het bureau zeg je gemakkelijk: “Nee.” Maar in het veld wil je wel graag dat iemand de leiding neemt om je van de ondergang te redden. En daar is Tenach goed in: dilemma’s schetsen en de gevolgen laten zien van de keuzen die mensen daarin maken. Daarom hoort dit verhaal wel degelijk thuis in Tenach.

De nood is hoog en Jefta wordt geroepen (11:4-6). Hij zou Jefta niet zijn als hij de situatie niet zou uitbuiten, en hij bedingt dat tegenover een overwinning zijn leiderschap over het volk moet staan. Het is niet bepaald de houding van een belangeloos leiderschap. Vergelijk het eens met Gideons antwoord in Richteren 8:23 “Maar Gideon antwoordde hun: Ik zal over jullie niet heersen en ook mijn zoon zal over jullie niet heersen, de EEUWIGE zal over jullie heersen.” Helaas, bij Jefta hebben de oudsten van het volk geen keus. De afspraken worden gemaakt voor het aangezicht van de EEUWIGE, dat wil zeggen om Zijn zaak te dienen. Ze zijn dus onherroepelijk. Het volk heeft met de twijfelachtige Jefta een verbond gesloten (11:7-11).

Het eerste dat Jefta daarna probeert, is de Ammonieten van de oorlog af te houden. Op zich is dat een slimme strategie, al was het alleen maar om tijd te rekken en het volksleger van Israël op orde te kunnen brengen. Zijn vredespoging is zonder succes, omdat de Ammonieten weigeren erop in te gaan (11:12-28). Dan staat er in vers 29: “De geest van de EEUWIGE kwam over Jefta.” Veel moderne Bijbellezers zal deze zin tegen de borst stuiten. Zij zijn gewend te denken in termen van een liefdevolle God die alleen maar met moreel hoogstaande mensen in zee wil gaan, desnoods met zondaars mits die zich bekeerd hebben. In Tenach heeft God echter met dezelfde dilemma’s te maken als de mensen: Hoe streef je de goede zaak van Israëls overleven na als je alleen maar over niet al te beste mensen beschikt? Hoe actueel kan een Bijbelverhaal zijn! 

Nu hoeven we de geest van God niet op te vatten als een goddelijke persoon – zoals in het christendom gebruikelijk is – die besloten zou hebben om op Jefta neer te dalen. Eerder is het andersom: Jefta heeft besloten geestdriftig te worden voor de zaak van de EEUWIGE. Alleen de manier waarop hij dat door middel van zijn gelofte ten uitvoer brengt, is nogal dubieus (vers 30-31). Zijn belofte is een soort koehandel: Geef Jij, God, mij de overwinning, dan offer ik, Jefta, bij terugkeer het eerste dat mij uit de deur van mijn huis tegemoet komt, aan Jou. Deze uitspraak roept veel vragen op. De indruk bestaat dat hij zijn belofte uit overmoed deed, zonder zich te realiseren wat de consequenties zouden kunnen zijn. Maar zijn formulering laat – letterlijk vertaald – niets aan onduidelijkheid te wensen over: “Dan zal het zijn wat naar buiten komt dat naar buiten komt uit de deur van mijn huis om mij te ontmoeten....” Waar heeft hij aan gedacht? Een huisdier? Een slaaf? Of wel degelijk een lid van zijn familie? En hoe kan het dat zijn huisgenoten inclusief zijn dochter niets zou hebben geweten van deze gelofte? Mensenoffers aan de goden waren bij de volken om Israël heen heel normaal in die tijd, zeker bij heftige gebeurtenissen als belegeringen, veldslagen en oorlogsoverwinningen! In Jefta’s ogen verschilde de EEUWIGE waarschijnlijk niet zo heel veel van de heidense goden uit zijn omgeving. En daarin was hij niet de enige richter. Zelfs de vrome Gideon vereerde God zoals je afgoden vereert (Richteren 8:27). 

Jefta en zijn mannen zijn vervolgens zo begeesterd, zo geïnspireerd door of veer de EEUWIGE, dat zij de Ammonieten verslaan. En de EEUWIGE maakt daar gebruik van door de Ammonieten in hun macht te geven (vers 32-33). Het werk van God en van de mensen die Hem dienen, ligt nu eenmaal direct in elkaars verlengde. Na jaren Ammonitische onderdrukking is Israël weer vrij.

Waar Jefta echter niet op heeft gerekend, is dat zijn enige kind en dochter de welkomststoet wel eens zou kunnen leiden (11:34-35). Gevolg is dat zijn belofte hem in het ongeluk stort. Maar het inzicht komt – zoals vaak bij slecht gedrag – te laat. Vertaal in vers 35 gerust met: “Ik heb tegenover de EEUWIGE een grote mond opgezet.” Het verbreken of op een andere manier inlossen van zijn belofte komt niet in hem op. En zijn dochter is zelfs zo vastberaden, dat je je afvraagt of zij misschien bewust de stoet heeft aangevoerd om aan de EEUWIGE geofferd te zullen worden. Geheel in de geest van de omringende, heidense culturen zegt zij dat je moet nakomen wat je aan God beloofd hebt (11:36). Dat dat in Israël niet vanzelfsprekend is zal straks nog blijken.

Vervolgens vraagt zij twee maanden uitstel om met haar vriendinnen haar maagdelijkheid te bewenen. Het is een mooi psychologisch detail van het verhaal. Of ze het offer nu zelf gewild heeft of niet: Haar hele levensverwachting als huwbare vrouw valt immers in duigen (11:37-38). Daarna wordt de belofte ingelost alsof de EEUWIGE een heidense god is (11:39). Maar het Hebreeuws is vaag over de wijze waarop die inlossing plaatsvindt. Als het inderdaad een brandoffer is geweest, dan heeft de EEUWIGE – in tegenstelling tot het verhaal over de binding van Izaäk (Genesis 22) – niet ingegrepen. Er was in dit geval immers geen opdracht van de EEUWIGE zelf in het spel! Het gebeuren is het gevolg van Jefta’s lichtzinnigheid, en volledig zijn eigen verantwoordelijkheid.

Dit verhaal en veel andere verhalen in Richteren maken duidelijk dat het lang geduurd heeft, voordat in Israël het zuiver ethische monotheïsme van de Tora algemeen was aanvaard. In de tijd van de richters kon de EEUWIGE niet altijd even kieskeurig zijn in de keuze van voormannen en voorvrouwen om Zijn volk te laten overleven en Zijn heerschappij te vestigen. Denk eens aan Simson, die na Jefta nog moet komen! Tenach beschrijft geen ideale, wenselijke situaties waarin brandschone politici optreden, maar reëel bestaande situaties, vol mitsen en maren. Als er alleen brave burgers in de Bijbel zouden voorkomen, zou het niet alleen een saai boek zijn, maar er zou ook weinig van te leren zijn.

Nog een paar opmerken over de rabbijnse uitleg van Jefta’s belofte. De Talmoed en andere rabbijnse bronnen nemen Jefta zijn lichtzinnigheid zeer kwalijk evenals wat hij vervolgens met zijn dochter heeft gedaan. Zij zien Jefta als iemand die de Tora niet goed heeft bestudeerd. Had hij Leviticus 27 gelezen zoals de rabbijnen dat doen, dan had hij zich van zijn ondoordachte gelofte kunnen vrijkopen met een geldbedrag van maximaal 30 sikkels. Deze uitleg is natuurlijk gebaseerd op de opvatting van de eenheid van Tenach en houdt geen rekening met het historische ontstaan van de diverse Bijbelboeken. Men gaat ervan uit dat de Tora al volledig bestond in de tijd van Jefta, wat historisch gezien op zijn minst twijfelachtig is. 

De middeleeuwse Joodse geleerde David Kimchi legt Jefta’s belofte als volgt uit. Jefta zegt: “Indien Jij de Ammonieten in mijn macht geeft, dan zal hetgeen mij uit de deur van mijn huis tegemoet komt, wanneer ik behouden van de Ammonieten terugkeer, de EEUWIGE toebehoren, en ik zal het ten brandoffer brengen.” Lees het zo: het zal aan de EEUWIGE gewijd worden (toebehoren) als het ongeschikt is om te offeren, en het zal aan de EEUWIGE geofferd worden als het geschikt is om te (brand)offeren. Volgens Kimchi betekent dit dat Jefta’s dochter niet geofferd werd, maar haar hele leven lang ongehuwd moest blijven.

Verhalen in Tenach zijn om over na te denken, om op te kauwen, om over te bekvechten desnoods. Niet om bij weg te dromen.

Dit artikel is verschenen in: Judaica Bulletin 31 nr. 2, Zwolle, januari 2018.


This is the website of Peter van 't Riet