Artikel - Nieuwe Testament

De rijke man en de arme Lazarus - Peter van 't Riet - 2016
Toelichting op Lukas 16:19-31

Deze gelijkenis, die geen parallel heeft in de andere evangeliën, is een typisch voorbeeld van Lukas’ vertelkunst, vergelijkbaar met de vertelkunst van de Hebreeuwse Bijbel: compact, gelaagd, indicatief, maatschappelijk relevant, polemisch en (vaak) meer opgebouwd uit dialogen dan uit gebeurtenissen.(1) Het leeuwendeel van deze gelijkenis bestaat dan ook uit de dialoog tussen de rijke man en vader Abraham. De arme Lazarus speelt slechts een bijrol. Wel is opmerkelijk dat Lukas hem als enige van alle personen in Jezus’ gelijkenissen een naam heeft gegeven en dat die naam overeenkomt met de naam van Jezus’ vriend Lazarus in het vierde evangelie die daar ook al verbonden is met opstanding uit de doden (Johannes 11v). Dat is nogmaals een indicatie dat Lukas de kring rond Lazarus wel heeft gekend, maar het niet eens was met hun opvattingen.(2) 

Deze gelijkenis van Lukas is rijk aan symboliek en indicatief taalgebruik. Uit het vele dat erover valt op te merken beperk ik mij tot de volgende kanttekeningen:(3)

1. Lukas beschrijft een puissant rijke man die in het Jeruzalem van Jezus’ dagen alleen maar tot de groep van de Herodianen of de Sadduceeën kon behoren. Gezien zijn kleding en huishoudelijke staat is het mogelijk dat Herodes Antipas wordt bedoeld. Aanhangers van deze groeperingen moesten niets hebben van de Farizese idee van opstanding der doden. Hun wereldbeeld was het statische wereldbeeld van machthebbers, terwijl het wereldbeeld van de Farizeeën – evenals dat van Jezus – dynamisch en veranderingsgezind was. De idee van de opstanding der doden drukt in het algemeen uit dat mensen die ten opzichte van de Tora op dood spoor zijn gekomen, weer voor de Tora tot leven kunnen worden gebracht. De Bijbel en de Joodse traditie kennen allerlei vormen van opstanding der doden (bijv. Ezechiël 37; Lukas 15:24, 32; 20:37-38; b. Ta’aniet 7a).(4)

2. Lazarus wordt na zijn dood niet naar God of naar de hemel overgebracht, maar naar “Abrahams schoot”. In de Tora is er nauwelijks sprake van een ‘leven na dit leven’ en als er in de rest van Tenach al aan wordt gerefereerd, gaat het om een schimmig ‘dodenrijk’. Het jodendom heeft dan ook nooit een uniforme en consistente idee ontwikkeld over het ‘leven na dit leven’. De scheiding tussen lichaam en ziel, zo vertrouwd in het Griekse, vooral platonistische denken, is het Hebreeuws-Aramese jodendom van de 1e eeuw CJ vreemd geweest. Wat wel altijd een rol speelt in joodse beschouwingen over de dood, is de naam die iemand bij zijn dood nalaat als inspiratiebron voor de levenden (zie bijv. Jezus Sirach 41:14-16). Abrahams schoot en het dodenrijk kunnen gezien worden als metaforen die in verhalen gebruikt worden om iets te leren over het morele leven in het hier en nu.

3. De dialoog die ontstaat nadat zowel Lazarus als de rijke man is overleden, is illustratief voor de gedachte dat het in dit verhaal niet om het leven na de dood gaat, maar om het leven vóór de dood. Abrahams eerste antwoord aan de rijke man (vers 25-26) heeft als strekking dat een mens maar één keer leeft, dat hij van dat eenmalige leven het beste moet maken en dat er na de dood geen tweede kans is. De nadruk ligt geheel op de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn levensdaden op aarde, zoals dat kenmerkend is voor het jodendom. 

4. De vraag van de rijke man (vers 27-28) om Lazarus uit de doden op te wekken is een subtiele vorm van ironie. De rijke Herodianen en Sadduceeën moesten immers niets hebben van de idee van opstanding der doden. Nu voelt de rijke man zich genoodzaakt een beroep te doen op deze idee van zijn tegenstanders, de Farizeeën, teneinde zijn familie tot een ander leven te bewegen.

5. Abrahams tweede antwoord (vers 29) luidt dat het, om een beter mens te worden, voldoende is Mozes (de Tora) en de Profeten serieus te nemen, die te bestuderen en na te volgen.

6. In Abrahams derde antwoord (vers 31) wordt opstanding der doden ten einde mensen tot bekering te doen komen, afgewezen. Luisteren (gehoorzamen) naar Mozes (de Tora) en de Profeten is het enige waarop het aankomt. De herhaling benadrukt dit gegeven. Farizees-joodser kan Lukas het niet stellen.

7. Christelijke exegeten hebben vaak veel moeite met deze gelijkenis gehad, omdat de theologie van Jezus’ dood en opstanding zoals we die van Paulus kennen, er niet door bevestigd wordt. De idee dat Lukas een vurige aanhanger van Paulus was, is dan ook discutabel.(5) 

Noten

1. Zie voor de Hebreeuwse Bijbel bijv.: The Art of Biblical Narrative, Robert Alter, The Jewish Publication Society, Philadelphia, 1981.
2. Zie mijn commentaar bij het leesrooster voor 17-07-2016 over Lukas 10:38-42, Marta en Maria.
3. Een uitgebreide bespreking van deze gelijkenis is te vinden in: De rijke man en de arme Lazarus : Een gelijkenis van Lukas de Jood, Peter van ’t Riet, Folianti-reeks 36, Zwolle, 2015 (http://www.petervantriet.nl/article.php?articleID=344).
4. Zie voor het thema van de opstanding der doden in joodse gebeden bijv.: Elke morgen nieuw : Inleiding tot de Joodse gedachtenwereld aan de hand van het Achttiengebed, D.J. van der Sluis e.a., Hilversum, 1978, p. 66-71.
5. Zie: De levensloop van Paulus : Wat zijn brieven ons vertellen en wat Lukas ons verhaald heeft, Peter van ’t Riet, Folianti, Zwolle, 2012 (http://www.petervantriet.nl/article.php?articleID=242).

Deze tekst werd eerder gepubliceerd op de website van Joods-Christelijke Dialoog (www.jdschr-dialoog.nl).
This is the website of Peter van 't Riet