Boekbespreking

Een provocatie voor de wetenschap - Rinse Reeling Brouwer - 1985
Hervormd Nederland, 30 maart, pag. 22-23

Lukas' weg naar Rome als een politiek-strategisch alternatief. De evangelieschrijver Lukas was geen heiden-christen, maar een jood en het evangelie moet worden gelezen als een midrasj. Rinse Reeling Brouwer over een provocerend boek.

In het bijbelonderzoek houdt de zogeheten 'inleidingswetenschap' zich bezig met de vragen van de plaats waar, de tijd waarin, de persoon door wie een bijbelboek werd geschreven. Veel is hierover onbekend. Bepaalde gegevens ontbreken. Zo vormt de inleidingswetenschap een geschikt terrein voor wie houdt van wilde gissingen en woeste speculaties. Om die zo veel mogelijk te vermijden, ligt het voor de hand aan te sluiten bij wat nog de grootste mate van bekendheid geniet: de overgeleverde tekst. Het gaat er dan niet alleen meer om, vanuit vermoedens over wat achter de tekst ligt, in te leiden tot de tekst, maar ook vanuit resultaten van de exegese van de tekst iets te zeggen over strekking en context van het geschrift. Juist aan nauwgezette tekstuitleg ontbreekt het evenwel nogal eens in inleidingen. Men vermeit zich liever in de koestering van willekeurige hypothesen en hun weerlegging.

Soms lijkt er temidden van alle wetenschappelijke twijfel iets vast te staan. Zo lees ik in een beroemde Duitse inleiding tot het nieuwe testament: 'Het enige, wat op grond van het Lukasevangelie over de auteur ervan met zekerheid te zeggen valt, is het feit, dat deze een heiden-christen was'.

Doelgroepen
Nu is er dan een boek verschenen, waarin ook die zekerheid nog weer wordt ondermijnd. Will Barnard en Peter van 't Riet beweren, dat Lukas (dat wil zeggen de schrijver van het evangelie dat op die naam staat en de Handelingen der apostelen van dezelfde auteur, naar hun mening niet dezelfde als de uit de apostolische brieven bekende medewerker en arts van Paulus) geen 'heiden-christen' maar een jood was, zoals ook alle overige auteurs van de apostelgeschriften joden waren.

Deze inleiding, 'Lukas, de Jood', is daarmee een gewaagd boek. Een provocatie voor de 'wetenschap'. De schrijvers richten zich niet allereerst tot vakexegeten, maar tot gespreksgroepen en leerhuizen. Ze bewegen zich buiten het universitaire circuit. Barnard werkte bij het Nederlands Bijbelgenootschap, Van 't Riet doceert aan een lerarenopleiding. Hun jargon is meer dat van de didactiek dan dat van de theologie (de heilige evangelist houdt er in hun weergave doelgroepen, leerdoelen en leermiddelen op na). Toch zou het jammer zijn, als in de theologie op hun uitdaging niet werd ingegaan. Want ze bieden meer dan een droge opsomming van inleidingsvragen. Ze spreken een vermoeden uit over de theo-politieke strekking van het Lukasevangelie en van de Handelingen.

Eerst wordt het taalgebruik van Lukas onderzocht. Vaak is uit zijn geciviliseerd gebruik van het Grieks geconcludeerd, dat hij geen jood zou zijn geweest. Terecht wordt aangevoerd, dat dit geen argument is. Waarom zou een jood in de Hellenistische wereld geen goed Grieks hebben kunnen schrijven? Lukas kon het. Maar hij kon ook goed op het Hebreeuws gelijkend bijbel-Grieks schrijven, wanneer hij nauw bij de joodse heilige schrift wilde aansluiten. Dit bewijst vooral zijn literair vermogen, niet veel meer dan dat. Ook het gebruik van vaktermen onderstreept meer de grote algemene ontwikkeling van de auteur, dan dat er conclusies over zijn al dan niet jood-zijn uit zouden kunnen worden getrokken.

In het voorwoord van het evangelie spreekt Lukas van het verhaal dat hij gaat schrijven aangaande 'de zaken, die onder ons hun beslag hebben gekregen' (Luk. 1:1). Barnard en zijn compagnon lezen dit 'ons' niet als 'ons, christenen', maar als 'ons joden': namelijk in Israël, in het joodse land, is dit alles van Jezus geschied.
Het evangelie lezen zij, niet als eersten, in de lijn van het uit de rabbijnse literatuur bekende genre van de midrasj. Dat wil zeggen: als een actuele bewerking van een overlevering met didactische spits en een (vaak impliciet gehouden) polemische strekking. Lukas ging met de verhalen van Jezus om zoals rabbijnen met Mozes en de profeten. Sterker nog, Lukas vertelt het verhaal van Jezus ook als een midrasj bij Mozes en de profeten. Waar Mattheüs Johannes de doper op midrasj-achtige wijze schildert als een tweede Elia, verschijnt hij bij Lukas in diens ouverture (Lukas 1 en 2) op een soortgelijke midrasj-achtige wijze als een tweede Samuël.

Reisverhaal
Ook de geografie in deze geschriften moet niet naar moderne maatstaven van aardrijkskundige exactheid worden begrepen, maar naar de functie van de midrasj. Plaatsnamen verschijnen niet zozeer vanwege de historische feitelijkheid, maar omdat ze iets zéggen (als Kapernaüm betekent: dorp van Nahum, moet je vragen: wat wil de schrijver met de profeet Nahum in zijn verhaal?). In het eerste hoofddeel van het evangelie, Lukas 4:14-9:50, treedt Jezus op in het gebied van Judea en Galilea, alsof dat één landstreek is, wat geografisch niet klopt, maar wat weer wel klopt als je ziet dat het er de evangelist om te doen is duidelijk te maken dat Jezus optrad 'in heel het joodse land'. Waar Jezus in het Marcusevangelie nog wel eens buitenslands pleegt te verkeren, laat Lukas deze passages weg. Naar we kunnen aannemen: omdat hij ze niet kon gebruiken. Buiten het joodse land komen is een rol die hij nog niet in zijn eerste boek aan Jezus, maar pas in zijn tweede boek aan Paulus wil doen toekomen. Alleen in Lukas 8:26-39 komt Jezus in het heidense land der Gerasenen, waar hij de bezetene, Legioen geheten, geneest. Een vooruitwijzing naar waar het messiaans verhaal op uit moet lopen: op de verdrijving van de Romeinse legioenen. Dat Romes militaire macht uiteindelijk zou verdwijnen is namelijk volgens onze inleiders het perspectief van de geschriften van Lukas. Dat juist de slaaf van een Romeinse militair genezen wordt (7: 1-10), zoals in Handelingen 10 als eerste een Romeinse militair wordt bekeerd, wijst aan waar het toe moet leiden: dat het Romeinse 'militarisme' wordt bekeerd tot Israël.

Het is al velen opgevallen, dat het tweede hoofddeel van het evangelie, Lukas 9:51-19:28, het karakter heeft van een reisverhaal. Ook is, zij het veel minder vaak, opgemerkt dat het lijkt of Lukas hier het boek Deuteronomium opnieuw vertelt. Zoals Israël door de woestijn naar het land van belofte op weg ging, zo is Jezus als de nieuwe Jozua op weg naar Jeruzalem. Barnard en Van 't Riet herinneren aan de pogingen van joodse verzetsstrijders, meermalen in de eerste eeuw, Jeruzalem gewapenderhand in te nemen. De tocht van Jezus lijkt een soort alternatieve veldtocht, zijn nieuwe Deuteronomium een nieuw handboek in de strijd. De doelstelling is dezelfde als die van de rest van het joodse verzet en toch is er verschil.

Lukas heeft, in de dagen dat hij zijn evangelie schrijft, voor ogen, hoe Jeruzalem aan het einde van de joodse oorlog in het jaar 70 is vernietigd. Wanneer hij beschrijft hoe Jezus de stad binnenkomt, laat hij Jezus om haar wenen en zeggen: 'Och, of gij toch op deze dag verstond wat tot uw vrede dient' (19:41). Conclusie: volgens Lukas had het volgen van de strategie van Jezus tot een andere situatie geleid dan de rampzalige afloop van 70 die hem en zijn hoorders bekend is. Het zogenaamde 'geweldloze' karakter van de strategie van Jezus is vanuit dit gezichtspunt minder een kwestie van (idealistische) principes als wel van een nuchtere (zeg: materialistische) beoordeling van de situatie. Een strategie die eindigt in een puinhoop kán geen goede strategie zijn geweest. Nu ligt Jeruzalem in puin, 'totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn' (21:24b). Daarmee komt de nieuwe vraag op, welke houding in te nemen tot die tijden zijn vervuld.

Barnard en zijn compagnon wijzen erop, dat dit niet de vraagstelling is van een heiden. Binnen de joodse gemeenschap, dáár speelde dit na 70 als een uiterst klemmende vraag.

Vandaar, dat de inleiders proberen Lukas te plaatsen binnen de veelvoud van joodse stromingen in de eerste eeuw. Met de Sadducese tempelhiërarchie heeft hij niets van doen. Voor deze was Jezus net zo'n opstandeling als anderen, zijn verschillen met andere stromingen in het verzet waren voor hen irrelevant. Met de harde lijn in dat verzet, vaak bekend onder de verzamelnaam Zeloten, heeft de Jezus van Lukas veel gemeen. Tegelijk is Lukas' voornaamste polemiek tegen hen gericht. Een gewelddadige nationale opstand tegen de Romeinen in het joodse land alleen móest volgens Lukas mislukken. En de weg van Jezus moet dus een andere zijn.

Het meest komt Lukas' positie volgens Barnard en Van 't Riet overeen met die van de Farizese stroming van rabbi Hillel, die na 70 onder de joden buiten Palestina het overwicht had. In sociale progressiviteit, in visie op het geld, in de distantie tot de Zeloten en in het tactisch benutten van de mogelijkheden die het Romeinse recht bood, zou Lukas dicht bij de Hillel-school staan (de verschillen, die er mijns inziens ook zijn, worden in dit boek nauwelijks uitgewerkt). Uit deze verwantschap zou te verklaren zijn, dat er in het Lukasevangelie veel minder anti-Farizese polemiek is te vinden dan bij vooral Matteüs, en dat Paulus in het boek Handelingen Farizeeën-getrouwer wordt voorgesteld dan je op grond van zijn brieven zou vermoeden.

Het strategische verschil tussen Lukas (en de Hillel-school) en de Zeloten zou echter niet inhouden, dat de noodzaak van het doel van het verzet, een einde aan de Romeinse onderdrukking, door Lukas zou worden ontkend of gebagatelliseerd. Paulus en Silas worden in Handelingen 16:20 gevangen gezet in een kerker, niet omdat ze 'christen', maar omdat ze jood zijn. Gevangenschap typeert dus de positie van de joden in het Romeinse rijk. Wat Lukas alleen relativeert, is het effect van een slechts in één landstreek gevoerde opstand in een tijd en in een situatie, waar de omkeer van een heel wereldrijk vereist is.

De roep van de Macedonische man (Hand. 16:9): 'Kom over en help ons' zou aangeven dat niet alleen het joodse land werd onderdrukt, maar dat in heel het rijk werd gezucht door de verdrukten. Vanaf dit 'ons' van de Macedonische man, zo wijzen Barnard en Van 't Riet aan, is er telkens een ik-figuur die Paulus begeleidt, over Jeruzalem naar Rome. De zeereizen in Handelingen worden verteld in de 'wij'-vorm. Heeft de auteur zichzelf willen suggereren als die Macedoniër, die als het ware programmatisch-strategisch Paulus begeleidt? De 'zee' waarover Paulus reist heeft weer de functie van een midrasj. We moeten denken aan Jona die over de woeste zee ging voor hij naar Ninevé kwam om die stad te bekeren. De zee is in de bijbels-rabbijnse taal het beeld van het woeden van de volkerenwereld, van de chaotische anti-machten tegen de God van Israël. Paulus moet door het dodenrijk heen om Rome te bereiken, de stad die tot bekering moet worden opgeroepen.

Hij moet naar die stad toe (waar hij overigens volgens Handelingen 28 niet in een 'christelijke', maar in de joodse gemeente terechtkomt om daar zware strategische debatten te voeren), omdat alleen wanneer er in het machtscentrum van het rijk iets verandert ook de 'hoop van Israël' (28:20) kan worden vervuld.

De weg die Lukas beschrijft 'van Jeruzalem naar Rome' zou dus een politiek-strategisch alternatief bedoelen te bieden voor de weg van de nationale opstand in het joodse land, die als mislukt mocht worden.beschouwd. De strekking van de gang van Jeruzalem naar Rome is dan dus niet, Israël en de hoop van Israël achter zich te laten.

Bij de ingang van de Heilige Landstichting bij Nijmegen staat een museum. Daarin wordt een zogenaamd 'historisch overzicht' getoond van de heilige geschiedenis. Het, volgens de roomse geleerden laatst geschreven geschrift van het nieuwe testament, de tweede brief van Petrus, geschreven te Rome, geldt tegelijk als de eerste pauselijke encycliek. De strekking is duidelijk: Rome heeft de plaats van Jeruzalem ingenomen. Al te vaak is het boek Handelingen gelezen als legitimatie van deze klerikale aanmatiging. Het is welkom, dat Barnard en Van 't Riet door hun onderzoek deze ideologie krachtig weerspreken.
 


This is the website of Peter van 't Riet