Vragen&Antwoorden

Het getal 153 in Johannes 21:11 (1) - Peter van 't Riet - 2024
Kan het getal 153 in Johannes 21:11 verwijzen naar Johannes 11:52?

Van Hans Meijer, predikant te ’s-Gravenzande, kreeg ik de volgende vraag: Met interesse las ik je exegese van Johannes 21:1-14 op de website Joods-christelijke dialoog. Graag wil ik je een mogelijke uitleg voorleggen van het getal 153. Ik deelde die ook met Piet van Midden, jou wel bekend. En die reageerde met ‘Je hebt weer een verklaring toegevoegd aan de vele verklaringen’. En hij bedoelde het als compliment. Deze uitleg ben ik nog nergens tegengekomen, ook niet in recentere commentaren zoals van Egbert Rooze en Paul de Witte ('De Messias en de macht van Rome'). Het is een eigen ontdekking geweest.

Enkele jaren geleden verdiepte ik mij, aan de hand van Weinreb, in de getallensymboliek van de Kabbala. Ik ben met het getal 153 aan de slag gegaan en vond in mijn naar het Hebreeuws vertaalde Nieuwe Testament in Johannes 11:52 de uitdrukking ‘bené ha-elohim’ = ‘kinderen van God’. Het gaat hier over de uitspraak van de hogepriester: ‘…niet alleen voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen’ (NBV21). Deze zin staat precies in de kern van het evangelie en is voor Johannes dus heel kernachtig. De getalswaarde van deze uitdrukking ‘bené ha-elohim’ is: 2+50+10+5+1+30+5+10+40 = 153. Volgens mij is het getal in Johannes 21 dus een verwijzing naar Johannes 11:52: de verstrooide ‘kinderen van God’ worden opgevist. Wat vind jij daarvan?

Antwoord : Je ontdekking past inderdaad goed in het midrasj-beeld van de visvangst op zee (thalassa), het thuisbrengen van de verstrooide kinderen Gods uit hun ballingschap in het doden- of schimmenrijk van de volkenwereld. Toch heb ik nog wel wat vragen.

  1. In mijn uitleg van het aanhangsel (Johannes 21) waaraan je refereert, heb ik wel een vroege vorm van gematria (getallensymboliek) verondersteld, maar is er in het vierde evangelie zelf wel iets van gematria te ontdekken? Ik heb het niet kunnen vinden.
  2. Is ook niet de plek van de woorden "kinderen Gods" nogal merkwaardig: in een uitspraak van een hogepriester die Jezus wil laten doden?
  3. Verder is er in dit evangelie toch ook niet veel affiniteit met de volken/heidenen te vinden. De woorden laos en ethnos (volk/heidenen) komen er alleen enkele keren in voor als verwijzing naar de joodse gemeenschap waarin het betreffende verhaal zich afspeelt. Het veelvuldig gebruikte woord 'wereld' heeft meer de betekenis van 'aards bestaan' dan van volkenwereld.

Maar dat sluit natuurlijk niet uit dat de schrijver(s) van het aanhangsel nog een andere gematria-overweging gehad kunnen hebben dan ik in de toelichting heb gegeven.

Reactie van Hans : Heel veel dank, dat je de moeite hebt genomen om mijn voorstel te bekijken en erop te reageren. Je voert wezenlijke vragen op. Mooi. En ik vind ze ook steekhoudend. Ik ben te weinig deskundig om op taalkundige gronden het Grieks van het eerste deel van Johannes (1-20) te kunnen onderscheiden van het aanhangsel (Johannes 21), maar het zou inderdaad best kunnen dat de auteur van het aanhangsel er een andere stijl en theologie op nahoudt en wellicht meer oog heeft gehad voor de positie van de volken. Ook bij Ton Veerkamp ('Deze wereld anders', pag. 373) lees ik inderdaad, dat bij Johannes de volken geen enkele rol spelen. Met de ‘andere schapen van deze hof’ zijn volgens hem niet de ‘heidenen’ bedoeld, maar de kinderen van Israël in de Joodse diaspora. Dit ter bevestiging van je visie dat juist Johannes op de Joodse gemeenschap gericht is.


This is the website of Peter van 't Riet