Vraag&Antwoord

Profetie (1) - Peter van 't Riet - 2020
Waar komt het verschil in opvatting over profetie tussen Christendom en Jodendom vandaan?

Vraag : Jesaja 53 (met name de verzen 3-10), Daniël 7 (m.n. vers 13) en Daniël 9 (m.n. de verzen 24-27) worden door veel christenen aangehaald als Oudtestamentische profetieën waarin de latere komst van Jezus Christus (dé Messias) tot in detail wordt voor-aangekondigd. Van Joodse zijde wordt dit, zo lees ik op Internet, doorgaans ontkend. Men herkent in bovengenoemde teksten veeleer de profeet Jesaja of het volk Israël. De Nieuwtestamentische teksten (m.n. de 4 evangeliën) die verwijzen naar/gebaseerd zijn op deze Oudtestamentische teksten worden dan soms gezien als gebrekkige theologie of zelfs inlegkunde. Hoe verklaar je dit verschil in benadering?

Antwoord : Voor ik kan ingaan op de door jou genoemde bijbelgedeelten eerst iets over profetie in het algemeen. Het Hebreeuwse woord voor 'profeet' is 'navi'. Dat woord kan het beste vertaald worden met 'verkondiger'. Een Hebreeuwse profeet is iemand die in het licht van de goddelijke openbaring de gebeurtenissen van zijn eigen tijd doordenkt, een oordeel velt over het handelen van zijn tijdgenoten uit het recente verleden en in het heden, iemand ook die laat zien hoe de wereldgebeurtenissen om Israël heen zich ontwikkelen en wat het volk te wachten staat in de nabije toekomst als het zich niet gedraagt in overeenstemming met de Tora. Zijn voorspellend vermogen gaat niet verder dan de nabije toekomst. Het is dus beslist geen persoon die gebeurtenissen in een verre toekomst voorspelt. Hoe komt het christendom dan toch aan dat idee?

Vanaf 285 voor het begin van de christelijke jaartelling zijn de joden van Alexandrië in Egypte, die het Grieks als voertaal hadden, begonnen met het vertalen van de Hebreeuwse bijbelboeken in het Grieks, omdat de meesten van hen het Hebreeuws niet meer machtig waren (meer daarover kun je lezen in mijn brochure De Septuagint<https://www.petervantriet.nl/article.php?articleID=435>). Voor veel Hebreeuwse woorden waren er echter in het Griek geen equivalenten met dezelfde betekenis. Zo ook voor 'navi'. Ze kozen uit armoede voor het woord 'profètes', dat ook wel 'verkondiger' betekent, maar meer in het bijzonder 'toekomstvoorspeller'. Toen de oorspronkelijke betekenis van 'navi' verloren ging, ging de betekenis van 'voorspeller' overheersen. Dat proces zien we duidelijk bij Paulus (mijns inziens niet in de evangeliën, waar citaten uit de profeten een midrasjkarakter hebben). In navolging van Paulus ging men dus in de kerk achter alle profetische teksten Jezus Christus zoeken, vanuit het idee dat de profeten hem al hadden voorzien.

Dit is een zienswijze die in het normatieve jodendom nooit voet aan de grond heeft gekregen (alleen bij de Apocriefen en de Essenen zien we een enigszins vergelijkbare omgang met de profetische teksten: zij betrekken alle bijbelteksten op hun eigen beweging. De gangbare joodse omgang met de schriften is echter die van de midrasj. Midrasj is het onderzoeken en bediscussiëren van de bijbelteksten om hun originele betekenis te doorgronden en daaruit lessen te trekken voor de situatie waarin Israël nu is komen te verkeren. Zo in de trant van: wat toen belangrijk was voor onze voorouders, is nu weer belangrijk voor ons. Wat toen hun overkwam, overkomt ons nu weer. We kunnen van hun ervaringen leren hoe we ons vandaag moeten opstellen. Dat is iets heel anders dan profetie als geheime voorspellingen van toekomstige gebeurtenissen. Niet de profeten hebben in de verre toekomst gekeken, maar de latere schriftgeleerden hebben omgekeken naar het verre verleden dat in de Tenach beschreven is, om daar lessen uit te trekken voor hun eigen tijd.

Dan nu Jesaja 53. Je zult begrijpen dat naar joodse opvatting dat geen voorspelling is van het lot dat Jezus te wachten stond. De modern-orthodoxe verklaring is dat met de lijdende knecht het volk Israël is bedoeld, en speciaal het volk dat na de val van Jeruzalem in 587 vCJ naar Babylon getransporteerd werd. Je kunt je voorstellen dat die transporten er niet zachtzinnig aan toe gingen en dat de ballingen als onderworpen slaven niet zachtzinnig behandeld werden. Jesaja 53 wordt in de joodse exegese opgevat als het rapport van een Babylonische waarnemer. Hij beschrijft hoe de joodse ballingen onder de Babylonische deportaties hebben geleden, maar omdat ze vasthielden aan hun levensovertuiging hebben zij Israël voor de ondergang behoed, hoewel velen zelf het niet overleefd hebben. Toen Babylonië door de Perzen veroverd was en de joodse ballingen door de Perzen uit hun slavernij bevrijd werden, komt een Babylonische waarnemer tot het inzicht wat zijn volk de joodse ballingen heeft aangedaan. Vers 1 opent met de woorden: "Wie zou ons verslag/rapport geloofd hebben?" De Babylonische wij- en ik-figuur in dit stuk beschrijft wat zijn eigen Babylonische volk de joodse ballingen heeft aangedaan. Maar aan het eind ziet hij dat de verdrukten in ere hersteld zijn geworden (door de Perzen). En dat kon alleen maar omdat het lijdende volk rechtvaardig is gebleven, dat wil zeggen trouw is gebleven aan de Tora. Daardoor konden zij als Israël de ballingschap overleven.

Als eeuwen later de evangelisten beschrijven dat Jezus tot in de dood trouw aan de Tora is gebleven, dan is hun reactie: "Zie je wel, het gebeurt weer net zoals toen." En dan kunnen ze hem beschrijven als een lijdende knecht. Maar dat geldt niet alleen voor Jezus. Elke joodse martelaar ter wille van een leven dat trouw blijft aan de Tora, kan als een lijdende knecht worden beschreven. De idee van de opstanding uit de doden is dat zo'n leven niet eindigt, niet zinloos is, maar anderen blijft inspireren om ook Tora-getrouw te leven.

Iets vergelijkbaars als met de lijdende knecht geldt voor de “zoon van de mens” in Daniël 7:13. Als je het hoofdstuk uitleest, zal je zien dat dat een zinnebeeld is voor "het volk van de heiligen van de Allerhoogste", het volk (Israël) dat het koningschap zal krijgen. Het boek is geschreven in de tijd van de vervolgingen door Antiochus IV Epifanes (begin 2e eeuw vCJ). Het visioen spreekt de hoop uit dat Israël van zijn vijanden bevrijd zal worden, wat enige tijd daarna ook gebeurd is in de Makkabeeënoorlog. Het boek Daniël laat zich geheel uitleggen tegen de achtergrond van die tijd. Het is het oudst bekende apocalyptische boek, een genre waarvan daarna nog vele boeken zouden volgen. Apocalyptici verwachtten allemaal de politiek-religieuze verlossing van Israël op korte termijn. Zij doen geen voorspellingen voor over 200 jaar, laat staan over het leven van Jezus. Dat de evangelisten het leven (de betekenis) van Jezus hebben geduid met behulp van profetische beelden, is omdat alle godsdienstige joden de betekenis van hun leven zien in het licht van de bijbelse traditie. Daaraan ontlenen zij de beelden en ideeën om hun leven en het leven van hun leraren te doordenken. Maar dat heeft niets te maken met toekomstvoorspelling.


This is the website of Peter van 't Riet