Artikelen - Christendom

Het christendom zal zijn messiasverwachting moeten herzien - Peter van 't Riet - 2005

In Trouw van 13 oktober 2004 werd verslag gedaan van een studiedag ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van de Theologische Universiteit te Kampen. Het thema was "de messias". Het verslag laat iets van de grote verscheidenheid zien die in jodendom en christendom bestaat op het gebied van messiaanse opvattingen en verwachtingen. Die verscheidenheid bestaat overigens al vanaf het kiemen van de eerste messiaanse spruiten in de tijd van de Hebreeuwse bijbel.(1)

Opmerkelijk in het verslag van de Kampense studiedag is dat een van de grootste kenners van de joods-christelijke betrekkingen in ons land, dr. Simon Schoon, er met betrekking tot de messias zulke traditioneel christelijke standpunten op na lijkt te houden. Op de vraag of er een brug mogelijk is tussen het christelijke en het joodse messianisme antwoordt Schoon met een uitgesproken "Nee". Christenen mogen, als ik hem goed begrijp, niet de hoop hebben dat de joodse komst van de messias en de christelijke (weder)komst in elkaar zullen schuiven. De verschillen zouden ontzaglijk groot en onoverbrugbaar zijn.

Christen-zionisten
Ronduit afkeurend is Schoon over de messiasverwachtingen van zogenaamde christen-zionisten, waaronder de aanhangers van Christenen voor Israël. Zij hebben een synthese tot stand gebracht tussen hun opvattingen over de wederkomst van Jezus en het voortbestaan van het joodse volk als volk van God inclusief de huidige joodse staat. Als heel het oorspronkelijke land Israël eenmaal in joodse handen is en alle joden ernaar zijn teruggekeerd, zal Jezus terugkeren op aarde en zal het messiaanse rijk definitief gevestigd worden. Velen van hen geloven dat het joodse volk zich dan tot Jezus zal bekeren. Die geloofsvoorstelling is de reden waarom de aanhangers van deze christelijke groepering felle verdedigers van de staat Israël zijn en zich vaak volledig achter de Isra?lische politiek scharen. Hun opvattingen over de eindtijd doen inderdaad nogal imperialistisch en simplistisch aan, maar bij de pertinente afwijzing ervan door Schoon zijn enige nuancerende opmerkingen te maken.

Christenen voor Israël zijn - net als Schoon - nog altijd aanhangers van de traditioneel christelijke opvatting over de tweede komst van de messias Jezus. Weliswaar is hun messiasverwachting anders aangekleed dan die van Schoon, maar structureel gaat het om hetzelfde: God heeft zich in de messias Jezus (de persoon van de zoon in de goddelijke drie-eenheid) aan de mensheid geopenbaard en zal dat bij diens wederkomst opnieuw doen. Eeuwenlang speelde in die historiserende structuur het joodse volk geen rol. Het was immers wegens zijn hardnekkigheid een verworpen en daarom vervolgd en lijdend volk. Maar wie in dit soort historiserende structuren denkt, ontkomt er niet aan de nieuwe realiteit van een strijdend in plaats van een lijdend jodendom, inclusief de oprichting van de joodse staat, in zijn opvattingen te verwerken. Hoe men ook over Christenen voor Israël denkt, dat hebben zij in elk geval wel gedaan! Wat Schoon naar het schijnt heeft nagelaten, is doordenken wat de oprichting van de staat Israël en de toenadering tussen joden en christenen in de laatste halve eeuw te betekenen hebben voor het leerstuk van Jezus' wederkomst. Schoon komt in zijn boekje Komt de messias eindelijk? niet verder dan dat christenen hun definitieve uitspraken over de godheid van Christus en de drie-eenheid moeten opschorten tot de jongste dag, wanneer God zelf uitsluitsel zal geven.(2) Maar wie deze christelijke leerstukken blijft aanhangen, hoopt natuurlijk dat op de jongste dag de joden de schellen van de ogen zullen vallen. Het standpunt van Schoon verhult dus, wat Christenen voor Israël openlijk belijden.

Een herziene messiasverwachting
De herbronning van het christelijk geloof, waartoe ik in mijn vorige boek Christendom à la Jezus een poging heb ondernomen, maakt echter een andere messiaanse weg mogelijk dan die van Christenen voor Israël en die van Schoon.(3) Wie de nabijbelse christelijke theologie afschudt en het Nieuwe Testament herleest vanuit zijn toenmalige joodse context, kan alleen maar tot het inzicht komen dat allerlei verhalen en uitspraken, ook die over een eventuele wederkomst van Jezus, door de evangelisten niet letterlijk historisch zijn bedoeld. Wat betekent het bijvoorbeeld als Lukas schrijft: "Deze Jezus, die van jullie opwaarts ontvangen is de hemel in, zal komen op dezelfde wijze als jullie hem gezien hebben gaande zijn weg de hemel in" (brontekstgetrouwe vertaling van Handelingen 1:11)? Heeft Lukas dan het historische beeld voor ogen gehad dat dezelfde Jezus met hetzelfde lichaam ooit weer zou rondwandelen op aarde? Natuurlijk niet, want dan betekenen zijn woorden ook dat de elf discipelen, aan wie deze belofte gedaan werd (de "jullie" in deze uitspraak), lichamelijk moeten terugkeren op aarde om met hun eigen ogen te zien of het inderdaad op dezelfde wijze toegaat als toen op de Olijfberg. Wie anders dan zij zouden dat ooit kunnen verifiëren? Zie daar de consequentie van de letterlijke lezing van deze tekst anno 2005! Ook hier geldt het joodse adagium: wie letterlijk leest is een ketter.

Lukas heeft ons echter in het voorafgaande allang een hint gegeven hoe hij tegen dit soort "wederkomsten" aankeek. Zo heeft hij alles wat bij Markus en Matte?s wijst op Johannes de Doper als de wedergekomen Elia, achterwege gelaten.(4) Daarentegen heeft hij Jezus zelf - niet alleen bij de hemelvaart maar ook in zijn evangelie - regelmatig als de wedergekomen Elia afgebeeld, te beginnen bij de opwekking van de enige zoon van een weduwe (vergelijk Lukas 7:11-17 met 1 Koningen 17).(5) Niemand zal Lukas ervan verdenken dat hij zich Jezus heeft voorgesteld als de historische persoon Elia, laat staan dat Jezus in het acht eeuwen oude lichaam van Elia op aarde zou hebben rondgewandeld. Jezus was een ander mens en toch was hij volgens Lukas de wedergekomen Elia. Hoe kan dat?

Bij de identificatie van personen in joodse verhalen uit de Oudheid (of we ze nu historiografisch of aggadisch noemen) gaat het niet om een tweede optreden van een historische persoon in de fysieke betekenis van het woord, maar om het vervullen van eenzelfde of vergelijkbare rol binnen de volksgemeenschap. Jezus speelt bij Lukas een zelfde rol als Elia speelde in de tijd van koning Achab en koningin Izebel. Men zou die rol kunnen kenschetsen als het beschermen van de Israëlitische c.q. joodse geloofstraditie tegen assimilatie aan de heidense omgeving. Elia trad op tegen de invloed die de Foenicische baälcultus van Izebel had op het volk Israël van zijn tijd. Jezus treedt bij Lukas op tegen de hellenistische repressie die uitging van de Romeinen en de joodse leiders die met hen samenwerkten, zoals de Herodianen en de Sadduceeën.(6) Met de belofte van Jezus' wederkomst bij diens hemelvaart heeft Lukas niet méér voor ogen gehad dan de joodse geloofservaring dat er in elke generatie weer profetische figuren zullen optreden die deze rol op zich nemen. Dat is een gedachte die Lukas al kende uit de Tora (zie bijv. Deuteronomium 18:15) en uit het verhaal over de hemelvaart van Elia. Elia werd immers "ten hemel ontvangen" om weer te kunnen "wederkomen" (2 Koningen 2). Zijn leven was dan wel uitgespeeld, maar niet zijn rol. Zijn profetenmantel blijft op aarde op hem wachten (vers 13).

Lukas kende zijn Hebreeuwse bijbel door en door. Hij hanteerde de beelden uit de Elia-verhalen om in zijn verhaal over Jezus de oude thema's van Tenach te actualiseren. Jezus' leven mocht dan wel beëindigd zijn, zijn rol was dat nog niet. De messiaanse tijd zat er weliswaar aan te komen, maar was ook met Jezus' optreden niet definitief aangebroken. Aan het begin van de Handelingen wacht er nog een verre toekomst, die ook tijdens Lukas' leven niet tot voltooiing zou komen gezien het open slot waarmee de Handelingen eindigen. In die verre toekomst zou ongetwijfeld weer een profetische gestalte opstaan zoals Elia was, zoals Jezus was. Met een ander lijf natuurlijk, een andere blik in de ogen, een andere stem, maar één die een zelfde rol zou spelen: de wedergekomen Elia of Jezus of beiden tegelijk. Misschien wel een veel joodsere meneer dan menig christen zich vandaag kan voorstellen. Dan kunnen de joden gewoon joden blijven en de christenen na twintig eeuwen eindelijk weer "godvrezend" worden. Lukas wist daar al alles van! (Handelingen 10:2, 22; 13:16, 26, 43).

Een brug nabij
Als we op deze, meer joodse wijze de verhalen uit onze joods-christelijke bronnen lezen, wordt het wel degelijk mogelijk een brug te slaan tussen een nieuwe christelijke en de oeroude joodse messiasopvattingen. Dan staan nabijbelse leerstukken als de drie-eenheid, de goddelijke natuur van Jezus en zijn letterlijke historische wederkomst ons niet meer in de weg om in vrijheid te putten uit en te leren van de rijke diversiteit aan joodse messiasverwachtingen en dito positieve en negatieve messiaservaringen, al of niet inclusief de oprichting van de joodse staat. De christelijke kerken zouden hun messiasverwachting eens grondig moeten herzien!

Noten

1. Zie bijv. deel 1 van De messiaanse weg, C.J. den Heyer, Kok, Kampen 1983
2. Komt de messias eindelijk?, Simon Schoon, Kok, Kampen 1998, pag. 57
3. Christendom ? la Jezus, Peter van 't Riet, Ten Have, Kampen 2001
4. Zie: Lukas de Jood, Will J. Barnard en Peter van 't Riet, Kok, Kampen 1984, p. 46 e.v.
5. In mijn nieuwe boek Lukas versus Matteüs dat dit voorjaar verschijnt bij Uitgeverij Kok in Kampen, zal een heel hoofdstuk gewijd zijn aan de identificatie van Jezus met Elia in het evangelie van Lukas.
6. Opmerkelijk in dit verband is dat Lukas zich nauwelijks tegen de Farizeeën afzet (zie hoofdstuk 9 van Lukas de Jood).

Voor een reactie van Simon Schoon op bovenstaand artikel zie men hetzelfde nummer van Interpretatie, pag. 6-8, of het artikel Joden, christenen en hun messiasverwachting op zijn website.

Artikel gepubliceerd in: Interpretatie, Tijdschrift voor bijbelse theologie, jrg. 13 nr. 4, mei 2005, pag. 4-5
This is the website of Peter van 't Riet