Artikelen - Godsdienst en Filosofie

De ene besnijdenis is de andere niet - Peter van 't Riet - 2005

In de afgelopen maanden hebben we in de media kunnen volgen hoe opeens de eeuwenoude joodse besnijdenis in opspraak is gekomen. De oorzaak daarvan lag niet in malafide praktijken van joodse besnijders, maar in de onwetendheid van sommige politici en opiniemakers.

Aanleiding was de ook in Nederland doorgedrongen praktijk van de vrouwenbesnijdenis die met de wereldwijde migratie van de afgelopen decennia is overgewaaid uit primitieve culturen op andere continenten. Kennelijk wakker geschud op de golven van het Fortuijnisme zijn nu sommige voormalige omarmers van de multiculturele samenleving er achter gekomen dat ze te lang alle religieuze en culturele praktijken uit andere werelddelen verwelkomd hebben als een kleurrijke aanvulling op de Nederlandse culturele en religieuze grauwheid. Vrouwenbesnijdenis moet daarom - terecht - als barbaars uit het multiculturele beeld verwijderd worden. Het scheept vrouwen immers met levenslange trauma's op. Bovendien is het een aantasting van de integriteit van het menselijk lichaam, één van de grondrechten van de moderne mens. En nu we het toch over grondrechten hebben: omdat ook de gelijkheid van man en vrouw bij ons hoog in het vaandel staat, is de conclusie snel getrokken: vrouwenbesnijdenis = besnijdenis = mannenbesnijdenis, weg ermee! 

Zo ongeveer moet het er in de hoofden van betrokken politici en opiniemakers aan zijn toegegaan. Dat het simpele woord besnijdenis, dat tot nu toe in onze cultuur een respectabele klank had (ook Jezus was immers besneden!), daardoor de connotatie van verminking en trauma's heeft gekregen, is zeer betreurenswaardig. Dat sommigen uit onwetendheid daarom ook de eeuwenoude en zorgvuldig uitgevoerde praktijk van de joodse besnijdenis ter discussie zijn gaan stellen, is ronduit aanmatigend, om niet te zeggen discriminerend ten opzichte van een bevolkingsgroep die elke andere, medisch niet noodzakelijke beschadiging van het menselijk lichaam verwerpt.

In vele culturen is het gebruikelijk het behoren tot een groep, de onderworpenheid aan een sociaal, politiek of militair systeem, het aanhangen van een godsdienst of simpelweg het gevoel tot een subcultuur te behoren met een teken aan het lichaam herkenbaar te maken. Dat was in de Oudheid al zo, dat is vandaag de dag nog zo gezien de populariteit van tatoeages, piercings en andere vormen van verminking. Bij de volken rondom het oude Israël waren dergelijk praktijken ook al het geval, zoals valt op te maken uit het verbod daarop in Leviticus 19:28 en 21:5.

De enige uitzondering die de Tora kent op dit verminkingsverbod is de besnijdenis bij pasgeboren jongetjes. In tegenstelling tot wat velen denken is de besnijdenis echter geen inwijdingsritus, waarmee men lid wordt van het joodse volk. Al vanaf zijn eerste geboortedag en ook later zonder besnijdenis is een jood een jood, en bij de overgang tot het jodendom is niet de besnijdenis (die immers alleen voor mannen geldt), maar het rituele bad (voor beide sexen) de doorslaggevende ritus.

De besnijdenis is slechts één van de tekens van het verbond tussen God en het joodse volk, een teken alleen voor wie het draagt (voor de anderen behoort het immers onzichtbaar te blijven!).

De besnijdenis wordt in het jodendom door een speciaal opgeleide besnijder (moheel) uitgevoerd bij jongetjes op de achtste dag na hun geboorte, als zij de terugval in hun gewicht te boven zijn gekomen. Voor het kind is het waarschijnlijk (niemand kan het navertellen!) niet veel ingrijpender dan zoiets als een flinke injectie. De handeling wordt zo zorgvuldig uitgevoerd dat er geen blijvend letsel achterblijft.

Ook aan het besneden zijn zijn geen nadelige gevolgen voor de man verbonden. Voor de vrouw zijn er zelfs voordelen: joodse vrouwen hebben statistisch gezien minder last van baarmoederhalskanker dan andere vrouwen. Als een besnijdenis om medische redenen niet op de achtste dag na de geboorte kan worden uitgevoerd (bijvoorbeeld omdat het kind ziek is) en het kind of de volwassene later besneden moet worden, gebeurt dit als een medische ingreep die in een kliniek of ziekenhuis wordt verricht door een arts. Dit is ook het geval bij niet-joodse mannen die tot het jodendom overgaan.

Een joodse besnijdenis is dus een religieuze handeling met zeer oude papieren, die altijd onder het grondrecht van de godsdienstvrijheid viel en tot voor kort door niemand als in strijd met welk ander grondrecht dan ook werd gezien. Vanwaar die commotie over grondrechten in ons land?

Zijn de politici en opiniemakers die het jodendom zijn besnijdenis willen ontnemen zo langzamerhand niet de weg kwijt in het woud van onze grondrechten? 

Dit artikel verscheen eerder in: Judaica Bulletin 18 nr. 2, januari 2005.
This is the website of Peter van 't Riet