Artikelen - Filosofie

De versplintering van onze democratie - Peter van 't Riet - 2006

Onlangs bereikte mij een stembiljet van de gemeente, waarin ik woon. Ik mocht als wijkbewoner stemmen op ideeën van medewijkbewoners om een luttel bedrag aan euro's te besteden aan extra parkeerplaatsen in straat X, een schommel en een zandbak in plantsoen Y of een hangplek voor jongeren bij lantaarnpaal Z. Omdat het wijkcomité kennelijk zijn verantwoordelijkheid niet durfde te nemen (met elke beslissing maak je nu eenmaal niet alleen vrienden, maar ook vijanden) moest ik als burger mijn kostbare tijd besteden om als stoplap voor een doorslaande democratie te dienen.

Democratische wanproducten
Dit geval van democratie op de vierkante millemeter zou het niet waard zijn vermeld te worden, ware het niet dat het symptomatisch is voor de versplintering die de laatste decennia onze democratie doortrekt als een overdosis zuurdesem. Of het nu de gekozen burgemeester is, de lagere drempel om met voorkeurstemmen in de tweede kamer te komen, de verkiezing van de lijsttrekkers van politieke partijen, het referendum over de Europese grondwet of een volksraadpleging over het voortbestaan van een volkstuin aan de ander kant van mijn gemeente, alle politici lijken elkaar vandaag de loef te willen afsteken om mij als argeloos burger morgen weer met het volgende quasi-democratische wanproduct lastig te vallen. Wat kunnen we nog meer bedenken? De gekozen minister-president, de gekozen kabinetsformateur? Naast raadgevende en correctieve referenda ook het wetgevende referendum? Jaarlijkse verkiezingen van al onze bestuurders, zoals Dik Toet enige tijd geleden in TROUW bepleitte (Podium, 22 juni 2006)? En waarom zouden we dan als burgers ook niet de hoogste ambtenaren op de ministeries kiezen? Zij hebben immers op lange termijn veel meer invloed op de gang van zaken in het land dan ministers, gedeputeerden of wethouders? Waarom kiezen we ministers, gedeputeerden en wethouders eigenlijk niet rechtstreeks? Om maar te zwijgen van politiecommissarissen, rechters, officieren van justitie etc.? En hebben we met een dagelijkse internetverbinding eigenlijk nog wel een parlement nodig? We kunnen tegenwoordig als burgers toch rechtstreeks vanuit onze huiskamers stemmen over de wetsvoorstellen die ons interesseren? 

De versplintering van onze democratie wordt echter niet alleen veroorzaakt door de veelheid van "democratische producten" waarmee onze samenleving wordt overspoeld. Ze is ook het gevolg van de overwinning van de mediacratie op de democratie die zich vandaag in onze maatschappij aftekent. Het bedrijf van de parlementaire democratie wordt zo langzamerhand uit zijn voegen gerukt door het bombardement van televisiebeelden, krantenkoppen, internetsites en cabaretesk amusement dat dagelijks op de samenleving wordt afgevuurd. Op de golven van alle mediahypes wordt het bovendien steeds gemakkelijker tot het hart van onze democratie door te dringen. De deur naar de tweede kamer heeft zo'n lage drempel gekregen, dat steeds meer politieke nieuwlichters er met een paar krasse ideeën en rijke vrienden via de beeldbuis in door weten te dringen. En als ze er eenmaal zitten, vallen hun kameraden voor de media alleen nog maar op door voortdurend kamervragen te stellen over de meest onbenullige zaken, zich af te splitsen, voor zichzelf te beginnen, naar de tegenpartij over te stappen of, zo klein als ze zijn, kabinetten ten val te brengen.

Waar helaas weinigen oog voor hebben, is dat de onsamenhangende hoeveelheid "democratische producten" die ons overspoelen, de versplintering van ons parlement met zijn talrijke fracties en facties, en de oppervlakkige en hyperige manier waarop sommige media de politieke werkelijkheid verslaan, leiden tot incidentenbeleid, inconsistente besluitvorming en kortetermijnpolitiek. Daarbij heeft een groot deel van de bevolking onder invloed van de beeldvorming in de media de sterke neiging om de politieke werkelijkheid op zijn kop te zien staan. De cartoon van Tom in TROUW (5 juli 2006) is daar een typisch voorbeeld van: twee total loss gereden autootjes Balkenende 1 en 2 staan voor de autoshowroom. Balkenende zit achter het stuur van het autootje Balkenende 3 met een vrouwspersoon naast zich die verschrikt de handen in de lucht steekt als hij de weg op wil rijden. De suggestie is duidelijk: Balkenende is de brokkenchauffeur die sommige media nu al enkele jaren van hem proberen te maken. Maar op de gevel van de autoshowroom had beter "Brokkengarage Tweede Kamer" kunnen staan, want het is niet Balkenende die er een puinhoop van maakt, maar de vele fracties in tweede kamer zijn het die er de afgelopen jaren een zootje van hebben gemaakt. Het mag toch een wonder heten dat in zo'n verdeeld parlementair huis een ploeg ministers zit die zijn verantwoordelijkheid keer op keer neemt en ons land bijna vier jaar lang niet alleen de stabiliteit heeft gegeven die het nodig heeft, maar ook nog eens een hervormingsagenda heeft doorgevoerd, waar hun voorgangers niet toe bij machte waren!

Tegen de versplintering
Wat valt er te doen om de versplintering van onze democratie tegen te gaan? We moeten in elk geval niet luisteren naar de André Krouwels van deze wereld (TROUW, Podium 8 juli 2006) die ons met hun pleidooi tegen de grote partijen onder het mom van wetenschap de instabiliteit van de politieke splinterpartijen proberen in te manoeuvreren. Wat we beter kunnen doen is een aantal ideeën en maatregelen verzamelen die in het verleden wel vaker de revue zijn gepasseerd en die er stuk voor stuk op uit zijn het politieke bedrijf van de vertegenwoordigende democratie te versterken. Om te beginnen kunnen we de tweede kamer van 150 leden terugbrengen naar haar vroegere aantal van 100. Dat maakt de kiesdrempel (de steun in de bevolking!) per lid vanzelf hoger. Het voorkomt dat de kleinste splinterpartijen (te weinig steun onder de kiezers!) nog hun destabiliserende werking kunnen hebben. Het zorgt ervoor dat kamerleden meer dossiers voor hun rekening moeten nemen, waardoor zij zich meer met politieke hoofdzaken en minder met incidentenpolitiek bezig zullen houden. 

Bovenstaand effect wordt nog versterkt als we verder de kiesdrempel per partij verhogen naar minstens 5% van de stemmen. Veel kleine partijen worden dan gedwongen hun geringe politieke meningsverschillen te overbruggen of op te gaan in hun grotere zusterpartijen. D66 kan haar gedachtegoed en aanhang opsplitsen en bij de VVD en PvdA onderbrengen, immers ze kan nu ook al niets beginnen zonder hand in hand te gaan met een van die twee. Met een hogere kiesdrempel voor partijen zullen zij echt voor substantiële steun onder de bevolking moeten gaan! Einzelgängers zoals Wilders, Pastors, Nawijn, Herben zullen dan eindelijk eens team-players moeten worden, of verdwijnen. Het artikel "Splinters op rechts" in TROUW (De Verdieping, 25 augustus 2006) laat nog eens zien hoe beschamend opportunistisch deze politici zich gedragen. Zo'n hogere kiesdrempel zal tot gevolg hebben dat grote partijen zich weer meer gaan profileren ten opzichte van elkaar (Krouwels analyse over gebrek aan profilering bij de grote partijen is op dit punt correct, alleen zijn oplossing om dan maar op de kleintjes te gaan stemmen is ondoelmatig). Maar ook het interne debat in eigen gelederen zullen de grote partijen moeten durven aangaan en organiseren, en niet alleen in de aanloop van hun lijsttrekkerverkiezingen. Immers, als kleine partijen geen kans meer hebben, zullen burgers met meer uitgesproken standpunten zich eerder bij grote partijen aansluiten en er langer bij blijven hangen, omdat een eigen splinterpartij er niet meer inzit. Daarbij zouden we in de grondwet moeten vastleggen dat een politieke partij de vertegenwoordiger van een bepaald politiek gedachtegoed is. Wie op de lijst van zo'n partij de tweede kamer binnenkomt zonder zelf de kiesdrempel per lid (1% van de stemmen bij 100 leden) te hebben behaald, moet geacht worden niet alleen zijn eigen gedachtegoed, maar vooral het gedachtegoed van die partij vier jaar lang te vertegenwoordigen. Wie dus halverwege de rit zijn fractie wil verlaten, behoort het kamerlidmaatschap te verliezen.

Een volgend punt is dat we stoppen met spreken over de "wil van de kiezer" bij zaken als het samenstellen van een regering. Een beroep op de "wil van de kiezer" alleen al is een politieke drogreden bij uitstek: die "wil" bestaat uitsluitend in de redenering van politici als hun dat uitkomt. Principieel behoort ons staatsbestel ervan uit te gaan dat de kiezer ter stembus gaat voor een bepaald politiek gedachtegoed en dat hij via de vertegenwoordigende democratie in de geest van dat gedachtegoed zijn (beperkte) invloed wil uitoefenen op de politieke besluitvorming voor de komende regeringsperiode. De regeringsvorming is een van de belangrijkste opdrachten die een kiezer zijn parlementaire vertegenwoordigers meegeeft, veel belangrijker dan het laten nemen van besluiten over incidentele maatregelen en wetten met betrekking tot zaken als naschoolse kinderopvang of de aanleg van landingsbanen.

Als we dit uitgangspunt serieus nemen dan kunnen vervroegde verkiezingen worden afgeschaft. Daar zal een enorm politiek-psychologisch effect van uitgaan. De boodschap is immers: kamer u zorgt maar dat dit land vier jaar lang geregeerd wordt! Politieke spelletjes om een kabinet ten val te brengen in tijden dat de opiniepeilingen gunstig zijn voor mijn eigen partij hebben dan geen enkele zin meer. Komt een kabinet ten val dan zal de oppositie het roer moeten overnemen van een van de vorige regeringspartijen. Ook voor de vorming van zo'n nieuwe regering heeft de kiezer immers mandaat aan zijn parlementaire vertegenwoordigers gegeven! 

Volwassen burgerschap
Het is duidelijk dat bovenstaande benadering volwassen burgerschap vraagt. Als burger moet ik mij dagelijks realiseren dat mijn invloed op de politieke gang van zaken in mijn gemeente, mijn provincie, het land, Europa buitengewoon beperkt is. Alleen al de complexiteit van al die politieke zaken die geregeld moeten worden, en de deskundigheid die dat vergt, gaat immers mijn voorstellingsvermogen meestal verre te boven. Daarom moet ik als burger mijn krachten bundelen met gelijkgestemden in grotere politieke eenheden waarin deskundigheid en invloed georganiseerd kunnen worden. Ik zal veel zaken die mij dierbaar zijn aan anderen moeten overlaten om te behartigen (noem dat "horizontaal delegeren"). Dan zal ik ook moeten inzien dat ik nooit als een klein kind op alle punten mijn zin kan krijgen. Uiteindelijk is het voor mij als burger belangrijker dat mijn politieke idealen door mijn vertegenwoordigers vanuit een consistent gedachtegoed worden nagestreefd, dan dat ik zelf op allerlei momenten mag meebeslissen over incidentele problemen die los van hun politieke context aan mij als burger in referenda worden voorgelegd, omdat sommige van mijn medeburgers er zich in de waan van de dag voor zijn gaan warmlopen. Nog erger is het als vertegenwoordigende lichamen zoals het parlement, hun eigen verantwoordelijkheid niet durven nemen en onderdelen uit dossiers waar ze al decennia lang consequent aan werken, voorleggen aan een bevolking die er alleen maar met emoties op kan reageren, omdat de portee de meesten van ons volledig ontgaat (het referendum over de zogenaamde Europese grondwet bijvoorbeeld!). Referenda immers werken de versplintering van de democratie in de hand. Zij zijn een belediging voor burgers die bij de verkiezing van vertegenwoordigende lichamen hun stem zorgvuldig hebben uitgebracht op de vertegenwoordigers van hun politieke ideeën en idealen.

De rol van de media
Ook de media hebben een rol te spelen om de versplintering van onze democratie tegen te gaan. In dat verband wijs ik op het betoog van Kees Kraaijeveld in De Volkskrant (Het Betoog) van 10 juni 2006. Daarin verzet hij zich tegen de roep om meer handelingsvrijheid voor professionals, zoals die de laatste tijd in het publieke debat door scribenten als Leo Prick en Ad Verbrugge wordt bepleit. Nog verleden jaar wijdde CD(A)-Verkenningen er een groot deel van zijn zomernummer aan en besteedde Willem Breedveld er in Letter en Geest instemmende aandacht aan (2 juli 2005). Het werkelijke probleem waarmee we in onze samenleving worstelen is volgens Kraaijeveld echter niet een gebrek aan ruimte voor professionals, maar het gedrag van veel professionals dat vaak te wensen overlaat met name als het om communicatie en omgang met hun medeburgers gaat. Ieder die zich een beetje in het publieke domein beweegt komt daarvan, naast veel goede voorbeelden, veel te veel slechte staaltjes tegen. Het topje van de ijsberg bereikt de nationale ombudsman die er handenvol werk aan heeft.

Waar behoefte aan is, aldus Kraaijeveld, is concrete gedragsregels die een professionele standaard vormen voor de omgang van professionals met hun cliëntèle. Ook de media zouden zich dit betoog moeten aantrekken met betrekking tot hun rol in de politieke verslaggeving: geen interviews misbruiken om nieuwe politieke feiten te creëren door politici krasse, ongenuanceerde uitspraken te ontwringen; richt verslaggeving op politieke dossiers en hun achtergronden in plaats van op slecht begrepen incidenten; zorg dat de ruimte die aan zaken besteed wordt in overeenstemming is met het belang ervan; vermijd de voorstelling van zaken alsof de uitkomsten van verkiezingsenquêtes de politieke werkelijkheid beter weergeven dan de bestaande parlementaire krachtsverhoudingen; expliciteer als verslaggever, omroep of krant de eigen politieke voorkeur, zodat de kijker of lezer weet uit welke hoek de wind van de reportage waait; enz., enz.

De versplintering van onze democratie, hoewel al begonnen in de jaren '60 - D66 heeft er sterk aan bijgedragen -, is sinds de val van de muur in een stroomversnelling gekomen. Kennelijk ervaren we de noodzaak niet meer om de instituties van de parlementaire democratie tegen verval te behoeden. Nu er geen dreiging van buitenaf meer aanwezig lijkt te zijn in onze directe Nederlandse omgeving, kan het verval ongemerkt van binnenuit plaatsvinden. Maar de totalitaire regimes zijn door de globalisering dichterbij dan menigeen denkt en de immigratie vanuit landen zonder gewortelde democratische tradities zal de komende jaren alleen maar toenemen. Tijdens de vakantie deze zomer kon men op de campings de komst naar West-Europa van grote aantallen Oost-Europeanen in de komende jaren al enigszins op gang zien komen. Democratie is niet vanzelfsprekend, is niet alleen een aantal politieke instituties, maar vooral een politieke cultuur die de hele samenleving inclusief de ideeënwereld van haar burgers doortrekt. De prille democratie in Oost-Europese landen moet ons niet blind maken voor hun gebrek aan democratische cultuur. Daarnaast bestaat ook het Midden-Oosten voor het overgrote deel nog uit totalitaire regimes. De pogingen van Amerika en sommige andere democratische staten om in Afganistan en Irak een democratie te vestigen laten zien hoe buitengewoon moeilijk dat is met een bevolking die niet in landsbelang maar in groepsbelangen denkt. Ook wordt de invloed van het totalitaire China steeds groter in onze wereld.

Daarom zou ik met de nieuwe verkiezingen in het vooruitzicht wensen dat de grote partijen PvdA, CDA en VVD in hun verkiezingsprogramma's de instellingen van de vertegenwoordigende democratie gaan versterken. Niet om hun eigen voortbestaan veilig te stellen, maar om ons voor verdergaande versplintering van onze democratie te behoeden. En de media roep ik op dat proces van versterking van de democratie te steunen met de aandacht en de gedragsregels die het verdient.

Dit artikel is in oktober 2006 gepubliceerd op deze website.
This is the website of Peter van 't Riet